Zambujeira do Mar, 1995.
‘Kom’, zegt António, ‘we gaan een biggetje kopen bij jouw landgenoot. Heeft die niet een varkensboerderij?’ En ja, in het achterland van Cabo Sardão woont sinds jaar en dag een Nederlandse boer, een landgenoot die je in een oogopslag herkent. Te midden van de wildernis staat, op een ordelijk erf een witgekalkt huisje in het groen met een fleurige bloementuin ervoor. In het midden staat een bonte koe, schijnbaar weggelopen uit Madame Tussauds.
De bewoners had ik ontmoet in de spiksplinternieuwe Lidl, de eerste supermarkt van een dergelijke omvang in de verre omgeving. ‘Hé, ik ken jou’, zei een gebronsde jonge vrouw ‘je deed mee aan de marchas in Zambujeira, toch? Je stak boven iedereen uit haha.’ Zo raken we aan de praat en begrijp ik dat zij op dat schilderachtige plekje langs de weg van Cavaleiro naar Odemira wonen, waar ik regelmatig langsfiets. De volgende keer moest ik beslist een kop koffie bij ze komen drinken.
Enkele weken later overwon ik mijn schroom en ik knarste het grint van hun oprijlaan op. Ik vond de bewoners achter het huis. Zij, schaars gekleed, in de weer met een kleuter in een plastic zwembadje en hij, in overall en klompen, aan de koffie. Ik zag nu pas dat zij zwanger was.
‘Volk’, zei ik.
‘Hé, je komt precies op tijd, de koffie is klaar.’ Ik prees hun lieflijke plekje en al gauw vertelden zij hoe ze de zich opstapelende Nederlandse regelwetgeving waren ontvlucht en over de vrijheid die ze hier voelden. ‘En ja, wat een heerlijk klimaat hè?’
‘Maar ook hier dringt Europa op’ zei de man. ‘Neem nu het melkquotum. We worden gewoon gedwongen om veel meer koeien te nemen.’
‘Terwijl wij juist dat kleinschalige zo prettig vinden. Een paar koeien, wat varkens’ vulde zij aan. ‘Ik weet opeens niet meer of ik onze kinderen wel hier wil laten opgroeien…
Wil je ze zien, onze biggetjes? Ze zijn net geboren, vijf dagen, o nee, een week alweer.’
‘Nou ja, een varkensboerderij’, zeg ik tegen António, denkend aan het beeld van de koe in de voortuin. ‘Ze hadden indertijd biggetjes, dat wel.’
‘Oké, laten we gaan.’
Tot mijn verbazing stapt de hele familie, gestoken in uitgaansplunje, in de auto. Ik zak diep weg op de achterbank, ingeklemd tussen de warme dijen van twee Maria’s, moeder en dochter. Vader zit naast de zoon, die de auto bestuurt.
Tien minuten later knarsen vijf paar voeten op het grint van de oprijlaan en prompt komt mijn landgenoot ons tegemoet.
‘Hoi, hoe gaat het?’
‘Dit zijn’ … en ik stel mijn vrienden aan hem voor.
‘Hoi’, zegt hij nogmaals, ‘wat kan ik voor jullie doen?’
Nee, helaas hij heeft geen biggetjes momenteel. Ja, heel jammer.
‘Não’, zeg ik, ‘não tem’, maar dat hadden ze al begrepen.
De jongeman schudt nog eens verontschuldigend zijn hoofd en draait zich van ons af.
Wat nu? vraag ik en ik begeef me richting auto, die zorgvuldig in de schaduw staat van een rijtje krakende eucalyptussen. Na enig aarzelen sjokt de familie achter me aan.
Even denk ik dat we weer naar huis gaan, maar nee, halverwege de terugweg slaan we een zandweg in. Zoonlief laveert met kennis van zaken om de vele kuilen en bulten heen tot zo’n 500 meter verder een langwerpig huis opdoemt met een aantal onduidelijke bouwwerken er omheen.
Ah, hier wonen ook mensen!
Een man met een pet komt lachend op ons af: ‘Wel wel, wie we daar hebben, António Cândido! Man hoe gaat het toch met jou, in geen eeuwen gezien.’
Handen worden geschud, op schouders geklopt. ‘O ja, Maria Nácia, jij bent er een van Adolfo Luís, não é? En dit zijn dus de filhos. Mariazinha en Felipe, o ja! Hemeltje hemeltje, waar blijft de tijd.
Cidália, kom eens kijken wie we hier hebben!’
Achter een vliegengordijn vandaan waggelt een kleine forse vrouw op ons af, haar handen droogwrijvend aan haar schort. ‘Nee maar’ ze straalt.
‘Maria Nácia, mulher, wat zie jij er goed uit! Hoe gaat het toch met je? En met hoe, heten ze ook alweer: Ivon, Lisete, Rosa?’
Rosa is naar de Algarve vertrokken maar Lisete…
Wat schutterig sta ik erbij. Het houdt niet op. De João’s, de Maria’s, ze vliegen voorbij en kreten worden geslaakt, hoofden geschud.
‘Kom toch onder de boom’ zegt de gastheer.
‘En você zonder pet …’ misprijzend kijkt hij naar me op. ‘Pas toch op voor de zon!’ Al pratend en gesticulerend schuift het gezelschap richting kurkeik die voorziet in een grote vrijwel ronde schaduwplek.
Na een poosje tovert de gastheer een fles en een stapel piepkleine glaasjes tevoorschijn. ‘Caseiro’ (zelfgestookt), zegt hij en hij glundert.
Is dit een afscheidsritueel? Nee hoor, het gesprek verflauwt geen moment en ik geef het op te begrijpen wat men zegt. Ik doe wat stapjes opzij en langzaam verwijder ik me richting schuur. Zouden hier ergens biggetjes zijn? Nee. Maar … zijn dat geen varkens, daar achter die kudde koeien, daar bij de bosrand?
Ik dwaal wat rond over het terrein, pluk een bloemetje, ruik aan een takje, schuifel weer naderbij, gluur in de auto en ‘hier, neem nog een glaasje.’
Die medronho is eigenlijk best lekker…
Eindelijk, daar gaan we dan. De zon heeft al flink aan kracht verloren en ik ben blij met mijn warme plekje achterin de auto.
‘En nu?’ merk ik op ‘nu hebben we nóg geen biggetje.’
‘Over zes weken’, zegt António, ‘dan kunnen we ons biggetje gaan ophalen.’
‘Met jouw bus’, zegt hij. ‘Want Felipe vertrekt morgen weer naar Duitsland, hè jongen?’
“Een Biggetje’ is nummer 12 van de verzameling Contos. De overige afleveringen kun je hier lezen: contos.
Charlotte Ligtenberg zegt
Wat een leuke verhaaltjes Ellen
Rijk zegt
“Leuke verhaaltjes”…..? Ik zou dit ‘conto’ in elk geval bitter/zoet willen noemen. En waar dat bitter dan precies zit……
Ellen Damen zegt
Dat vind ik ‘leuk’ Rijk, dat je deze conto bitter/zoet noemt. Kan het zijn dat Hanneke hieronder verwoordt waar ‘m dat in zit?
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Mooi verhaal Ellen! Wat een verschil in gastvrijheid he?
Ellen Damen zegt
Nou hè?
Aucke IJFF zegt
Leuk verhaal. In Portugal moet je leren TIJD te proeven want in Portugal is tijd oneindig.
Ellen Damen zegt
Mooie opmerking Aucke!
Het is inderdaad een heel leerproces, want wat kunnen we toch ongeduldig zijn…
juliette zegt
Heerlijk, om hier verhaaltjes over Portugal te lezen.
Ik heb er een tijdje rondgereisd, vooral Zuid-Portugal (en Spanje ook een tijdje) en gewoond/gewerkt op biologische boerderijen in 2014 zoiets…
Ik heb mijn hart verloren aan Portugal, het levensritme spreekt mij zeer aan. De tijd nemen, het klimaat, vooral de vriendelijkheid van de mensen, ook al sprak ik zeer gebrekkig Portugees…
I love Portugal!
Ga, zodra ik pensioengerechtigd ben, die kant weer op!
Ben heel blij dat ik jullie gevonden heb, een klein eilandje van geluk, in deze rare tijden.
in dit koude natte land.
Ellen Damen zegt
Portugalportal een eilandje van geluk…
Ik hoop toch zo dat Winy dit leest, en Maja, en Lotte en allen die dit aangaat.