Het had wel wat. Ik bedoel de gesloten grens tussen Portugal en Spanje, net als tussen nog een paar Europese landen, tijdens de eerste maanden van de coronacrisis. Ik kon een achterafweggetje kiezen en dan op het cruciale punt van de grensoverschrijding op geïmproviseerde, dikke betonnen barricades stuiten die mij verhinderden, verboden, verder te rijden. Op enkele plaatsen bleek het een eenvoudige zaak om via de berm om de barricades heen te rijden; op andere plekken ging dat moeilijker, maar kon ik altijd nog tussen de betonblokken door Spanje binnenstappen. Dat gaf een zalig gevoel van “gewonnen” vrijheid.
Slechts een enkele maal bleek er aan zo’n grensoverschrijding gepatrouilleerd te worden; dat was dan aan de Portugese kant de GNR en aan de Spaanse kant: niemand. Dit bevestigde wat ik al vermoed had: het was niet zaak om Portugezen uit Spanje te weren, nee, het ging er om die vermaledijde Spanjaarden buiten Portugal te houden. Want Portugal deed het zoveel beter dan het buurland als het ging om de scores van besmettingen en overlijdens ten gevolge van het virus. Niettemin, het gaf –vond ik persoonlijk– een goed gevoel om aan een geblokkeerde grens te staan. Mooi hoor, die EU met z’n open grenzen, daar hoor je mij niet over klagen. Maar toch, ik mis al tijden die belevenis, soms spanning en sensatie, van het aan de grens komen en dan moeten stoppen en soms uitstappen, en ondervraagd worden terwijl mijn papieren door ongewassen handen worden bezoedeld en soms mijn kofferbak moeten openen en dan, die ene keer, een hele doos met mooie wijn in beslag genomen zien worden. Dát waren nog eens tijden.
Vergeten uithoek
De Portugees-Spaanse grens is maar een watje, tegenwoordig. Niks spanning en sensatie. Enkel op de belangrijkste internationale verbindingswegen blijkt iets van controle te zijn. Daar worden meestal de nummerborden van alle voertuigen die de grens passeren, in welke richting ook, gefotografeerd. Bijvoorbeeld om te ontdekken of een auto met een Nederlands nummerbord niet langer dan zes maanden in Portugal is geweest, want was dat wel het geval, dan had de eigenaar intussen een Portugees nummerbord moeten hebben en in Portugal belastingplichtig moeten zijn. Wee degene die daaraan probeert te ontsnappen; al is ontsnappen geen kunst, slechts een kwestie van een stukje de snelweg mijden en via oudere wegen het land binnenrijden, dan valt nooit te bewijzen hoe lang het voertuig in het land was want, heus, niemand komt op het idee alle tolwegfoto’s te controleren. Of er door de grenswachten belangrijker ontdekkingen worden gedaan dan overtredingen is mij niet duidelijk geworden. Ik neem aan dat er voortvarend op smokkel van drugs wordt geloerd; mensensmokkel van Spanje naar Portugal schijnt nog niet echt aan de orde te zijn en andersom al helemaal niet. Nu en dan blijkt het heus een zegen te zijn om in een bijna vergeten uithoek van de EU domicilie gekozen te hebben.
Vroeger was dat anders. Toen had de grens tussen Portugal en Spanje echt wat te betekenen. Die kastelen en forten werden niet voor niets in groten getale in de grensstreek gebouwd. Vooral, of eigenlijk zelfs enkel aan Portugese zijde, want nooit kwam het voor dat de Portugezen de neiging hadden om naar het noorden of oosten Spanje binnen te dringen, altijd ging het andersom. Dat verklaart in één zin het verschil in mentaliteit tussen de Iberische buurlanden. Dus bouwde Portugal een cordon van bijna tweehonderd forten en ook nog eens een tweede verdedigingsgordel in het achterland. Een gordel niet van smaragd, want dat was wat de Nederlanders in Indië, “in den Oost” verloren lieten gaan, nee, een uitgestrekte gordel van dikke kalkzandsteen, merendeels hoog op bergtoppen teneinde de Spanjool al van verre te kunnen zien naderen.
Grensovergang Portugal
Tijdens eerdere grensverkenningen, van vóór het gedwongen isolement, had ik al speurend zelfs vanaf de hoogstgelegen plekken geen enkele Spanjaard in mijn vizier gekregen. Dat voorspelde de veiligheid van Portugal tijdens wat de ernstigste corona-aanval op Spanje zou blijken te zijn. Niet alleen is de oostkant van Portugal het dunst bevolkt van het hele land, het aangrenzende westen van Spanje, de provincies Extremadura en Castilië en León doen eerder aan het grensgebied tussen Arizona en New Mexico in Amerika dan aan een segment van Europa denken. Geen beweging is er waar te nemen, vanaf geen enkel hoog gelegen uitzichtspunt. Ik mag dat wel. Leegte in het landschap levert mij iets van mystieke romantiek op; hoe leger hoe beter, ik heb niet per se nauwe betegelde straatjes, brokkelige kasteelmuren en leuke tapasterrasjes nodig om mij gelukkig te voelen. Hoe dan ook, “mijn” kant van het grensgebied is wel de Portugese – als ik eenmaal ergens ingeburgerd ben, zo was het ooit ook in een tweetal staten in de VS, dan vecht ik voor mijn natie. Desnoods.
Iemand die dat ingeburgerde gevoel niet, nooit had was Cees Nooteboom. Die reisde en reisde en reisde en verdiepte zich in alles dat maar geschreven was over wat op zijn weg lag en over zijn reisdoel, maar thuis raakte hij nooit, ook al beweerde hij nu en dan anders. Nooteboom had ook al niks met Portugal blijkens het volgend citaat uit zijn indrukwekkend reisboek ‘De omweg naar Santiago’ (1992), zoals zoveel van zijn dik 150 boeken een unieke cultuurgeschiedenis. Daar aan de grens komt Portugal er maar bekaaid af als Nooteboom bekent dat hij nu eenmaal aan Spanje verknocht is.
“Grensovergang Portugal. Alsof midden in een boek, je zit rustig te lezen, de volgende bladzijde plotseling vergeeld is, maar niet alleen dat, ook het lettertype is anders, ouderwetser, nee, vreemder nog, het is een ander boek geworden, een dat je al lang niet uit de kast gehaald had, een boek dat je vroeger al eens gelezen had en dat toen ook al oud was. Ineens is alles anders, trager, de kleuren getemperd, de geluiden zachter. De mannen aan de grens dragen uniformen van vergeten koninkrijken […], de banden van de auto maken een ander geluid op de kleine, grijze keitjes, de taal is uit zijn hardheid gevallen en versluiert de woorden. Ik ben in Portugal, in het gedeelte dat Trás-os-Montes heet, over of achter de bergen, in ieder geval ver weg van het hart van het land, in iets wat voor de Portugezen zelf een verre provincie moet zijn, beschermd door bergen en slechte verbindingen en daardoor onwerelds gebleven, een verlaten landstreek, schitterend en somber, als ik er een instrument voor moest uitkiezen zou het de cello zijn, ernst en melancholie. Even ben ik bevrijd van de aanspraken die Spanje op je maakt, zelf getemperd rijd ik langzamer over de lege, smalle wegen.”
Droevige heuvel
Nooteboom zoekt in Portugal dierbare vrienden op en hun statige huis versterkt de indruk van voorgoed voorbije tijden. Het duurt maar kort, schrijft hij, want “ik moet verder, ik heb me nu eenmaal voorgoed aan Spanje verkocht, for better or for worse, daar hoor ik.” In Nootebooms hierboven geciteerde zinnen vind ik, ook bij herlezing, eigenlijk precies terug wat mij in Portugal zo boeit. Woord voor woord een pleidooi om in Portugal te blijven en Spanje enkel vanaf hooggelegen verdedigingsforten gade te slaan.
Dat had Nooteboom nooit gedacht te bewerkstelligen toen hij die zinnen neerschreef – maar een van de problemen die ik met Nooteboom had toen ik hem las, althans toen ik nog regelmatig zijn artikelen en van de lopende band verschijnende boeken probeerde bij te houden, was dat ik, waar hij ook verbleef of langs trok, door zijn woordkeuze en taalgebruik met hem mee verliefd raakte op het onderwerp van zijn schrijven. Ook al schreef hij soms een stukje samenleving keihard de grond in, het maakte mij niet uit, ik wilde het prompt persoonlijk meemaken. Wat hij ook wel bereikte met zijn woordenschat en niet-aflatende nieuwsgierigheid was, dat ik doodmoe raakte van zijn geschrijf en nu en dan de neiging kreeg een snellere reisgids open te slaan. Graham Greene kon ook zo doordraven, maar die voerde al schrijvend over het wereldgebeuren tenminste nog shakespeareaanse taferelen ten tonele en liet zijn karakters allerlei kattenkwaad en domheden uithalen, om over het de verboden liefde bedrijven niet te spreken. Kortom: ik geniet van Nootebooms Spanje, maar hij krijgt mij Portugal niet uit en Spanje niet in.
Toch is het land, ook aan d’andere zijde, magnifiek. De leegte bekoort mij, de luwe ruwte van land, stedelijke architectuur, taal en wijn niet te vergeten schrikt mij heus niet af. Niettemin, ik heb geen zin om ook Spanje te ontdekken, Portugal biedt genoeg. Om alle goeds over Spanje bij Nooteboom te lezen gaat mij ook te ver, want de relatieve haast van Nootebooms naar interessante belevenissen en achtergronden zoekende reizen (hoe anders schrijf je 150-plus boeken bij elkaar) bekoort mij minder. Ik hoef niet zo nodig naar al die magnifieke Spaanse steden uit de tijd van de Moren en daarna.
Eigenlijk heb ik slechts één enkel reisdoel als ik ooit dieper dan de grensstreek Spanje binnentrek en dat is ‘Sad Hill’. Dat is mijn eigen bedevaartsoord. Ik wil daar ooit naartoe, naar die begraafplaats, niet omdat daar iemand ter aarde gesteld ligt in wie ik geïnteresseerd ben, maar omdat die begraafplaats ooit het toneel was van de laatste scène van de film ‘The Good, the Bad and the Ugly’ (1966). De regisseur was Sergio Leone, de Italiaan die de Amerikaanse western z’n gezicht gaf. Cowboyfilms werden nooit meer zo zoetsappig Amerikaans als ze vóór zijn spaghettiwesterns waren en god (en Sergio) zij dank daarvoor.
Derde man gezocht
Het is een van die films die ik eens in de twee jaar vervoerd opnieuw bekijk, bijna met tranen in de ogen. De machtige muziek van Ennio Morricone (wie mij belt brengt op mijn cell phone die score ten gehore), het onvergetelijk trage tempo van de actie, ik zwijmel er zelfs nu, meer dan vijftig jaar later, bij weg: dit is cinema met een kapitale C. Welke zin (in het Engels nagesynchroniseerd behalve dan als de drie echte Amerikanen spreken, Clint Eastwood, Lee Van Cleef en Eli Wallach) ook maar uitgesproken wordt, ik citeer ‘m twee seconden eerder. Kortom, de film is zoiets als mijn bijbel. De iconische “stand off” aan het eind van de film is… jawel, iconisch.
Als locatie koos Leone de begraafplaats van Santo Domingo de Silos, in Burgos. Die filmlocatie bleef jarenlang een ruïne totdat, in 2015, de begraafplaats vrijwillig door bewoners en filmfans werd opgeknapt en herbouwd. Guillermo de Oliveira maakte van het hele proces een documentaire film, ‘Sad Hill Unearthed’ (2017), die via Netflix kan worden bekeken. Er ontstond een Asociación Cultural Sad Hill, de plek is “Bien de Interés Cultural” geworden. Ooit sta ik daar, zoals op het film-moment suprème, op een van de drie hoeken, met toegeknepen ogen naar die andere twee te loeren. Mijn zoon Mizja heeft toegezegd een tweede participant te zijn. Wie wordt de derde? Je mag je eigen positie kiezen, die van the good, the bad or the ugly, het zal mij een zorg zijn.
Grensgeschiedenis.
Tussen 5 mei en 24 november 1762 was een van de belangrijkste periodes van de Zevenjarige Oorlog. Spanje en Frankrijk werden keihard op hun nummer gezet door de Portugezen, die liever neutraal waren gebleven in dit groot-Europese conflict dat Churchill eens “de eerste wereldoorlog” noemde (primair tussen Frankrijk, Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Rusland) en die daarbij wel de steun van de Engelsen nodig hadden. Maar het was het brede volksverzet, vechtend als guerrillastrijders, dat de doorslag gaf. Het volk wist de weg in de Portugese bergen, sneed bevoorradingstransporten naar Spaanse legereenheden af, introduceerde verschroeide aarde vóór de Spaanse en Franse legers uit. In Trás-os-Montes kregen de invasietroepen met een nationale opstand te kampen. De invallers, haastig onderweg naar het rijke Porto, werden verslagen bij de Douro en na hevige kamp bij Montalegre.
Het liep niet altijd zo goed af voor de Portugezen. Almeida en andere bolwerken werden door de Spanjolen genomen, aanvallen in de buurt van Abrantes werden maar net afgeslagen. Later bewees de de strategie van verbrande aarde zijn nut: er bleef niets over voor de veroveraars om hun bestaan mogelijk te maken, het was kiezen tussen verhongeren of terugtrekken. Het Spaans-Franse leger viel uiteen en liet 30.000 gesneefden achter ten oosten van Castelo Branco. Zo verliep het nog een paar keer. Lange tijd hadden de invasielegers “niets te makken” in Portugal. Ook hun gedrag jegens de Portugese bevolking hielp hen niet verder. “Ze lieten ongehoorde wreedheden begaan, deden de bewoners vermoorden, staken de gewassen in brand en spaarden zelfs de heiligenbeelden niet in de kapellen die ze op hun terugtocht ten oosten van Braganza aandeden.” In de Alentejo kregen de Portugezen het moeilijker, in de Beira werd de Spanjaard wel weer terug de Extremadura ingestuurd.
Geen vertrouwen
Sommige lange verhalen verdienen het kort gemaakt te worden. Ik sla dus een heleboel veldslagen en schermutselingen over. Er is aan de hele Zevenjarige Oorlog voor een hedendaagse Europeaan trouwens geen touw vast te knopen. Churchill had wel degelijk gelijk: letterlijk overal ter wereld werd gestreden, verwoest, geplunderd en gedood bij tienduizenden en niet enkel in Europa: de kamp zette zich tot in de Amerikaanse koloniën, Afrika, India en de Filipijnen voort. Aan het eind wist Portugal, intussen weer in Portugese handen, in Zuid-Amerika nog wel een enkel gebied aan de Spanjaarden te ontfutselen maar werd het koninkrijk elders verslagen en verdreven. Spanje werd bij de Vrede van Parijs gedwongen de veroverde gebieden aan Portugal terug te geven. Spanje en Portugal bleven na die eerste oorlog nog tot 1777 aan het bakkeleien over koloniale bezittingen. Aan de Europese grens bleef het verder vrij rustig, op een enkele verstoring na ten tijde van Napoleon. De door Napoleon beoogde “EU” kwam niet van de grond.
Rustig bleef het zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Spanje en Portugal zich beide afzijdig hielden. Al wisten allebei deze neutrale naties van het wereldconflict financieel flink beter te worden. Het blijft jammer dat de winst vooral in de zakken van de heersende klasse terechtkwam. Maar dat is een ander verhaal. Enfin, eigenlijk kwam het nooit meer tot 100% vertrouwen bij de Portugezen jegens hun buren. De bodem onder hun goede nabuurschap was weggeslagen. Met als gevolg dat als ik nu op een Portugees terrasje een biertje bestel en uit (New Mexican) gewoonte cerveja op z’n Spaans uitspreek, ik door lege ogen aangekeken wordt, zo van: “Waar heb jij het over?”
Karel J.A.M. Want zegt
Mooie bijdrage, ga de filmtip bekijken.
Gerard zegt
leuk geschreven en weer wat geleerd.
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Heel leuk, interessant artikel. We hebben de film Sad Hill net bekeken en zijn helemaal onder de indruk. Fantastisch. Bedankt voor de tip!
Hans W zegt
Mooi artikel! Nog een Spanje/filmtip: Once Upon a Time in the West werd opgenomen in Almeria, net als diverse films die wij in de VS situeren: https://rebel.al/once-upon-a-time-in-almeria/
Betty zegt
Gaan volgende week op bezoek Vlakbij Almeria…… eerst nogmaals film bekijken dus, en dan zien of we plekken kunnen herkennen. Altijd leuk!
Ton Haak zegt
Veel plezier!