Mijn kennis van klassieke muziek is erg beperkt. Ik ben er niet mee opgevoed en het muziekgenre heeft mijn aandacht niet. De klassieke muziek die tot mij komt, wordt gespeeld in televisieseries, films en cartoons. Maar sinds kort word ik bijgeschoold: ik ga de laatste twee jaar namelijk minstens één keer per jaar naar een klassiek concert.
Op de eerste dag van het nieuwe jaar bijvoorbeeld. Samen met mijn vriendin. Dan speelt traditiegetrouw het Orquestra Filarmonia das Beiras in het theater van Aveiro. Een kaartje is snel en makkelijk geregeld, het theater ligt midden in het historische centrum van Aveiro en mijn vriendin is – voor zover ik het kan inschatten – een connaisseur van het genre, dus de drempel is laag.
Ik maak dan niet alleen kennis met enkele klassieke composities, maar stap voor mijn gevoel in een heel andere wereld. In deze wereld gelden andere manieren en zijn er ongeschreven regels. Zo is het volstrekt normaal om muisstil te luisteren. Zelfs een kuch of hoest kan als vervelend worden ervaren. Klappen na elk stuk is niet vanzelfsprekend, vaak zelfs ongepast, laat staan fluiten op je vingers. ‘Bravo’ roepen mag dan weer wel, maar dat gebeurt niet altijd en als het gebeurt, dan roept iemand het ergens aan het einde van de uitvoering. Meestal is het een man met baard in een casual, maar net pak. Zonder stropdas, maar met pochet. Tenminste, dat stel ik me zo voor op basis van hoe het mannelijk publiek er gemiddeld genomen uitziet, want ik hoor alleen de stem van de persoon.
Theater van Aveiro
Tijdens mijn laatste klassieke concert zaten we in het theater van Aveiro. Het theater stamt uit 1881 en is nog niet zo lang geleden gerenoveerd en ziet er fantastisch uit. We zaten hoog in de nok en hadden perfect zicht op het orkest en de dirigent, die in de verte leek op Ed van Thijn. Zo verloor ik mezelf niet alleen in de muziek maar ook in mijn observaties van de performers op het podium.
De paukenist bijvoorbeeld had minutenlang niks te doen en bewoog zijn hoofd ritmisch mee op de wals, die het orkest speelde. Een violist had na krap vijftien minuten spelen het zweet al flink op zijn voorhoofd staan en depte, op de momenten dat het kon, zijn voorhoofd droog. Naast hem een mooie vrouw in een mooie jurk, die deftig doch driftig muziek uit haar strijkinstrument toverde. De dirigent, die onnavolgbare bewegingen maakte. De ene hand hoog boven zijn hoofd en de andere hand voor z’n borst, zwiepend heen en weer. De paukenist, die opeens in actie kwam en na een perfect getimede slag op één van de vier pauken liefdevol met zijn hand over de strakgespannen huid aaide. Soms legde deze muzikant een kleine, rode, ronde doek op de grootste pauk. Het doekje had de grootte van een bierviltje en er zat een koord aan vast. Voor mij was het onnavolgbaar wat het was (en ik durfde het vanwege de zwijgplicht, opgelegd door mijn vriendin, niet te vragen) en net voordat deze pauk zou worden gebruikt, liet de man het stukje doek vallen via een snelle, maar vastberaden handbeweging. Het lag op de grond. Maar misschien ook niet, want een minuut of wat later lag het rode, ronde doekje toch weer op de pauk.
Het is goed mogelijk dat ik één en ander gemist heb, want mijn gedachten en aandacht vlogen van hot naar her. Het philamonisch orkest telt namelijk tientallen muzikanten. Alleen al uit de violisten kon met gemak een voetbalelftal inclusief reservespelers en verzorgers worden geformeerd. Al is dat misschien een rare gedachte bij klassieke muziek, waar de muzikanten in hun beste kleding op allerlei instrumenten de meest bijzondere geluiden voortbrengen. Maar door de muziek gebeurde er van alles in mijn hoofd.
Andere wereld
Tijdens een polka leek het of ik de muziek kende. Ik begreep het niet, want zoals gezegd, ik ben een leek. Ik deed mijn ogen dicht en zag een huiskamer in de stijl van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Oranje-bruine gordijnen, canvas vloerbedekking en een grote donkere hoekbank. Een televisie ook, eentje zonder afstandsbediening en met rechtsboven in de kast acht knoppen voor acht zenders. De polka raasde voort en ik zag twee figuren opdoemen. De één achtervolgde de ander. Een kat en een muis. De muis was stukken slimmer dan de kat. Dat zag je zo. Hij rende met een groot stuk kaas de hoek van een huis om. De kat volgde op volle snelheid. Zijn klauwen klaar om de muis te grijpen. Z’n voeten los van de grond. Een stofwolk achter z’n staart. De kat had geen plan. De muis wel. De muziek maakte een kwinkslag en de kat kreeg een houten plank vol op zijn kop toen hij de hoek omzwaaide. Sterretjes dwarrelden muzikaal op. De drie bassen lachte gemeen met de muis mee. Ik deed mijn ogen open en las “That’s all folks!”.
Ellen Lanser zegt
Grappig!
Pieter Schildt zegt
Leuk. Zelf ben ik als teener verplicht geweest om elke zondagmiddag naar klassieke muziek te luisteren . Dan werd de platenspeler neergezet en de grote 78-toeren platen en later de 33-toeren platen gedraaid. Vragen of praten was niet gewenst. Dit was niet echt bevorderlijk voor het leren waarderen van klassieke muziek. .
De laatste 2 jaar zijn we naar openluchtconcerten geweest in de kasteelruïne van Marvào, aan de oostgrens van Portugal aan de weg richting Caceres, Spanje.
De concerten worden verzorgd door het Gulbenkian orkest. Voor het programma voor de week 22 tot 31 juli 2016 kijk op marvaomusic.com en wellicht zien we elkaar op een avond.
jeanne j.m. zegt
leuk verhaal; ik ben zo benieuwd: waren het portugese composities?
Peter Hoogeweg zegt
Nee, het waren geen Portugese composities. Het waren een aantal polka’s en walsen van de Oostenrijker Johann Strauss.
Peter Hoogeweg zegt
Dank voor de tip, Pieter! Wellicht tot in juli.