Ploediebliedieploediebloe! Ploediebliedieploediebloe! Waah! ’t Is stom, maar ik schrik altijd als die telefoon in mijn broek gaat. Ik ruk ‘m uit m’n zak: “Bom dia, Termas-da-Azenha.”
“Goedemorgen”, zegt een keurige vrouwenstem in accentloos Nederlands, “spreek ik met Ellen Lanser?”
“Jazeker,” beaam ik, “wat kan ik voor u doen?”
“U spreekt met de politie van Heemstede, bureau opsporing”, zegt de mevrouw en dat gebeurt me niet elke dag, dat ik dat hoor.
Of ik wie ken?
“Ik wou graag iets van u weten”, gaat de mevrouw door, “kent u ene Alfons van der Meijden?”
Ik kijk nogal dom, maar dat kan zij niet zien, dus zeg ik: “Nee, sorry, nooit van gehoord.”
“Misschien kent u hem dan onder de naam Alfons Heijbroek?”
“Eh, ja, dat is de naam van een vrijwilliger die morgen hierheen komt.” Ik ben een beetje verbaasd over dit gesprekje – zacht uitgedrukt.
“Mooi, dat is wat ik weten wilde. Dank u”, zegt de mevrouw kordaat en maakt zo te horen aanstalten om het gesprek af te breken. Dat kan natuurlijk niet zomaar – hier moet ik het mijne van weten.
“Sorry, mevrouw, voordat u weer weg bent … het gebeurt me niet elke dag dat de politie me belt om iets over komende vrijwilligers te weten te komen, dus eh … moet ik me zorgen maken? Gaat het over een massamoordenaar of zo? Zal ik hem misschien maar niet van het station gaan ophalen?”
Een vermist persoon, opsporing verzocht
Ondanks haar kordate optreden heeft de keurige mevrouw wel gevoel voor humor, want ze lacht kort en zegt dan geruststellend: “Nee hoor, er is verder niets aan de hand. Meneer Heijbroek was als vermist opgegeven en wij moesten hem opsporen. En dat hebben we dan nu gedaan.”
“Vermi-hist?” Ook nog nooit een vermiste vrijwilliger gehad. Een mens maakt wat mee.
“Ja, zijn vrouw heeft hem als vermist opgegeven. Zijn kleren zijn gevonden op het strand en hij was van de ene dag op de andere verdwenen.
Ik vind het wel een beetje verwarrend. “O, eh … moet ik nog iets doen? Gaat er verder iets gebeuren? Wat kan ik verwachten?”
“Nee hoor, u kunt gerust zijn.” Mevrouw is nu duidelijk wel klaar met het gesprek. Ze zal nog wel meer mensen op te sporen hebben waarschijnlijk. “Ik neem overmorgen contact op en ik zal doorgeven dat meneer naar Portugal reist.”
Vóór het smartphonetijdperk
Nu klinkt dit jullie misschien raar in de oren allemaal, maar dit was ruim voor het smartphonetijdperk. Misschien wordt de afdeling opsporing verzocht inmiddels bemand door één mens, want je kunt tegenwoordig iedereen via de phone volgen. En anders zoomt de satelliet wel even een beetje in … of ze sturen een drone op je af. Het is tegenwoordig niet meer zo makkelijk om zomaar te verdwijnen. Neem ik aan, want veel ervaring heb ik er niet mee.
Tien jaar geleden was dat allemaal nog geen gemeengoed! Toen was het nog echt werk om iemand op te sporen.
Ik was weliswaar gerustgesteld, maar toch wel een pietsie nieuwsgierig naar wie ik over de vloer zou krijgen natuurlijk.
“We zullen het wel zien, morgen”, zei ik hardop tegen mezelf en stopte de telefoon weer in mijn zak.
Even afwachten maar
Alfons bleek een hele rustige aardige man te zijn van net in de veertig, die in het geheel niet de indruk maakte dat ie gekke dingen zou kunnen doen. Hij had zijn fiets bij zich, in een hele grote tas. Dat was wel een bijzonderheid, dat doet niet iedereen. Hij maakte kennis met de anderen, ik leidde hem rond, introduceerde hem in zijn kamer, liet de keuken zien en vertelde hoe het zou gaan met maaltijden en werk. Niets aan de hand, zou je zeggen.
Maar op de achtergrond liep die olifant mee natuurlijk …
Ik heb niets gezegd over het telefoongesprekje met de politiemevrouw. Dat kan niet, vond ik, deze mens heeft een verhaal en dat zijn zijn zaken. Als hij op de een of andere manier behoefte heeft aan “wegwezen” dan zal hij daar wel een reden voor hebben..
De volgende dag begon iedereen met zijn taken en ging alles z’n gewone gangetje. Alfons paste zich prima aan in de groep, niets aan de hand. Maar die olifant … die wou maar niet weg …
Een bekentenis
De dag erna kwam ik de keuken in en daar stond Alfons een broodje te smeren. Ik wou dat toevallig ook net doen en dat was de gelegenheid. Hij barstte soort van los. Het was teveel geweest, om zijn geheim te bewaren.
“Kunnen we even praten?” vroeg hij nogal gespannen en we gingen even naar buiten, naar achter bij de keuken. Daar kwam het hele verhaal eruit. Hij wist dat de politie me gebeld had en hij waardeerde erg dat ik er niets over gezegd had. Maar dit was zó raar, om net te doen alsof er niets aan de hand was, terwijl hij wist dat ik wist dat er wel iets aan de hand was.
Vreselijk om alles te verliezen
Hij was wanhopig geweest en had geprobeerd in scène te zetten dat hij de zee in was gelopen. Om overal vanaf te zijn. Om ergens anders een nieuw leven te beginnen. Om al dat oude zeer te vergeten. Hij had in een jaar of tien zijn eigen bedrijf opgebouwd, maar was een tijdje geleden failliet gegaan. Niet zozeer zijn schuld, maar meer omdat zijn crediteuren hem niet op tijd betaald hadden. Daardoor kon hij ook zijn schulden niet voldoen en daarmee was het gebeurd.
Zijn huwelijk had er erg onder geleden. Gelukkig wisten zijn kinderen nog van niks. Die waren te klein om dat te beseffen. Maar zijn vrouw en hij … dat ging niet meer.
Allemachtig, wat een verhaal. Wat erg! Ik weet als geen ander hoe het is om een eigen bedrijf te hebben, het is je kind. Meer nog dan een kind – dat groeit op en wordt zelfstandig. Je bedrijf moet je altijd aandacht in blijven stoppen. Je kunt het beter vergelijken met een kind met Down.
Terug naar vroeger
“Ik zal nu wel terug moeten”, zei hij gelaten. “Ik kan niet zomaar wegblijven, ik moet de dingen onder ogen zien. Maar ik vond het erg leuk hier … die twee dagen.”
Dat vond ik prettig om te horen. En ik vond het nog prettiger dat die olifant verdwenen was. Je wordt er een beetje schichtig van, als er zoiets is waar je niet over mag praten.
“Ik laat mijn fiets maar hier, want als het mag kom ik graag weer terug,” zei hij de volgende dag toen hij klaarstond met z’n koffertje. Prima natuurlijk.
Alleen, ’t is er nooit meer van gekomen. We zijn nu 10 jaar verder en die fiets is hier nog. Plus tas. Die wordt nooit gebruikt, maar de fiets wel. Het is een Limited Edition en dat schijnt nog speciaal te zijn ook. Er hebben inmiddels al veel mensen plezier van gehad.
En Alfons? Nooit meer wat van gehoord. Alsof ie van de aardbodem verdwenen is …
(natuurlijk zijn uit privacy-overwegingen alle namen van de betrokkenen veranderd)
Dit is deel 19 van een “Trip down Memory Lane”, waarin Ellen Lanser herinneringen ophaalt aan de emigratie naar Portugal en de eerste ervaringen met de nieuwe cultuur. De vorige episodes kun je hier lezen: Alle berichten van Ellen Lanser.
Cees Groenewegen zegt
Mooi verhaal Ellen. Doet me denken aan het personage Herman van Acda en de Munnik.
Ellen Lanser zegt
Ah! Dat ken ik nog niet! Acda en de Munnik eigenlijk alleen van naam … dus ik ga eens even speuren op het internet – dank je Cees!
Liz zegt
Prachtig warm verhaal en wie weet komt hij toch nog eens langs.
Marc zegt
Heel kort verhaal, maar het boeide me enorm tot het einde! Ik ben nog steeds nieuwsgierig naar die Alfons 🙂
Ellen Lanser zegt
Dank je wel, Marc, Liz, voor jullie vriendelijke commentaar. Stel je voor, dat hij langskomt … dat wordt dan wel een volgend blogje! 😉