In 1846 raakte een jonge luitenant in het Britse Indialeger, Sir Richard Francis Burton, geïnteresseerd in de Portugese dichter Luís Vaz de Camões, die het merendeel van zijn volwassen leven in het Verre Oosten had doorgebracht als militair in Portugese garnizoenen en onderwijl een waar epos had geschreven dat in de 19de eeuw nog nauwelijks bekendheid genoot, Os Lusíadas.
In later tijden werd dit geschrift de hemel in geprezen en werd de dichter vergeleken met, nee een plaats toegekend op hetzelfde eretoneel als, Homerus, Vergilius, Dante, Shakespeare en zelfs onze bloedeigen Vondel.
Camões leefde van 1524 tot 1580 en dat hij begraven ligt in de vermaarde Jerónimusabdij in Belém aan de westkant van Lissabon zegt wel iets. De Portugezen zijn apetrots op Camões: nooit stond er een grotere poëet op in Portugal, nooit kreeg een Portugese dichter zo’n onverwoestbare wereldfaam. Wij Portugese Hollanders weten daar natuurlijk alles van – wie van ons Portugalfanaten heeft niet urenlang, dagenlang in Os Lusíadas verdiept gezeten? O, jij niet? Gut, wat jammer nou …
De wereld ontdekt
Burton, die zelf in later jaren wereldfaam zou krijgen als de eerste westerling die (vermomd als moslim) naar Mekka trok, als ontdekker van Centraal-Afrika inclusief de bovenloop van de Nijl, als vertaler van o.a. Arabische Nachten ofwel 1001 Nacht en van de Kamasutra en die tal van geschriften over zijn ontdekkingsreizen naliet, ook over de inheemse talen die hij leerde spreken en schrijven, werd door Os Lusíadas begeesterd.
Al lezende vergat hij te denken aan cholera en andere tropische ziekten die zijn standplaatsen Karachi en Haiderabad continu bedreigden; hij moest en zou de Portugese kolonie Goa bezoeken en Camões “ter plekke” onderzoeken. Daar was het dat de Portugese dichter vele jaren had doorgebracht, al bracht hij het ook tot Macau, de Molukken en plekken op het Arabische schiereiland en bovendien naar Afrikaanse havens.
De wereldkaart gemarkeerd met alle aanlegplaatsen van Camões kan in Portugal, in Constância, op de plek waar de Zêzere samenvloeit met de Tejo, op de grens van de Ribatejo en de Alentejo, bij verschillende gebouwen als muurschildering aanschouwd worden.
Denk eens in: bijna 500 jaar geleden, de Portugezen hadden de halve wereld bezeild en ontdekt en tientallen handelsposten gesticht toen windkracht het enige was dat hen voortdreef en ze nog maar nauwelijks besef hadden van het feit dat de aarde rond is, laat staan dat die aarde goed in kaart was gebracht. En Camões was van de partij.
Hij benutte de tijd van de maandenlange zeereizen en jarenlange verblijven links en rechts op aarde goed: zijn opbouwend nationalistisch epos telt tien “verhalen” en in totaal 1102 stanza’s, elk van acht regels en omvat dus 8816 versregels. Hij observeerde en schreef ook in ander werk over zijn belevenissen en dat niet alleen, hij had alle aandacht voor de flora en fauna die hij in Azië, India, Arabië en Afrika aantrof.
Goddelijke baai
In Constância is, behalve een aan de dichter gewijd studiecentrum, een botanische tuin te vinden waarin alle exotische planten zijn verzameld die hij ontdekte en in Os Lusíadas beschreef. Al lezende over Richard Burton en Luís de Camões stuitte ik overigens op de oude plaatsnaam van het huidige Mumbai in India: Bombay. Ook dat was ooit een Portugese kolonie en hoe kan het zijn dat ik er nooit zelfs maar aan gedacht heb dat die naam als Bom Bahia, mooie baai, z’n Portugese begin moet hebben gekregen. Eigenlijk was die benaming een verbastering van de oorspronkelijke Indiase naam, Mombadevi (wat mij vanwege “devi” terecht of ten onrechte aan “mooie, goddelijke baai” doet denken).
Er is een boek te schrijven over het leven en werken van Camões. Er zijn dus bibliotheken vol over hem geschreven, over zijn onvoorstelbaar avontuurlijk leven, over zijn ruzies met ongeveer iedereen, over zijn affaires, over zijn schrijfsels. Portugal Portal is niet de plaats om dat voor de zoveelste keer uitgebreid te herhalen of zelfs maar samen te vatten. Wie op een achternamiddag in de stemming is, verwijs ik simpelweg naar Wikipedia. Wat daar al niet allemaal aan spannends te ontdekken valt … dat brengt zon in een toevallig troosteloze Portugese wintermiddag.
Eén ding moet mij van het hart. Camões was niet zomaar een dichter en kroniekschrijver, hij was het die van een mengelmoesje van regionale dialecten de nationale Portugese taal schiep. Aan hem hebben wij het Portugees van vandaag te danken. Persoonlijk vind ik dat hij nog wel wat verder had mogen schaven en harmoniëren, dat had het ons, Hollandse Portugezen, een stuk gemakkelijker gemaakt om autochtone bewoners te verstaan en onszelf verstaanbaar te maken. Maar ja, hij kon in de 16de eeuw ook niet voorzien dat wij in zulke getallen zouden arriveren …
Magische pantoffel
In plaats van het wiel opnieuw uit te vinden ga ik met mijn beschrijving van Camões uit van wat Burton over hem te boek stelde, in de 19de eeuw, toen alles anders was dan nu en veel van wat nu bekend is nog in het duister verbleef. Burton trok naar Goa aan boord van een zeilschip dat zowel een dronken bemanning als een dronken kapitein had, die hij met regelmaat een schop (“de aanraking met mijn magische pantoffel”) moest toedienen onder het uitspreken van de verwensing “suar ka sala,” wat zoiets als hoerenjong betekende. Hij haatte Goa en de bevolking, met “die vuile vreetzakken van varkens overal op straat” en de mannen die hun vrouwen ook in het openbaar sloegen en trapten.
In Goa moest hij zich melden bij de Portugese gouverneur-generaal die over alle bezittingen op het Indiase continent ging. De heren hadden elkander niets te melden en Burton nam snel afscheid; zijn bezoek aan de lokale maharadja verliep niet veel anders. Maar Burton wilde verder, naar het oude Goa, stroomopwaarts, naar die oude parel van de moslimnaties totdat, in 1510, de Portugezen arriveerden en er met meer dan 200.000 inwoners een handelsstad, groter dan het Lissabon van toen van maakten.
Eénogige duivel
Driehonderd jaar na de komst van de Portugezen vond Burton het daar maar een zooitje. De jezuïeten waren al lang weg, hun architectuur was in ongerede, het klimaat was er nog even beroerd als een paar honderd jaar eerder. “Een verdomd ongelukkig land,” schreef Burton.
Maar het was het land van zijn held; hij vergat al zijn ergernissen en concentreerde zich op Camões, die dichter, soldaat, avonturier, patriot, wetenschapper, filosoof en schuinsmarcheerder die, in Lissabon geboren van lage adel, volgens Burton “een van de meest romantische en avontuurlijke figuren” was in de eeuw die van romantiek en avontuur bol stond. “Deze Portugees is uniek: nooit werd er zo’n grote geest geteisterd door zo veel ongeluk.” Want Camões had het nooit makkelijk. Zonder geld werd hij in Coimbra niet voor vol aangezien; hij werd geadviseerd het priesterdom te kiezen, maar daar had hij geen zin in.
Ik maak, met Burton, grote stappen: op Goede Vrijdag, in 1544, zag Camões de dertien jaar oude Dona Catarina de Ataíde en hem sloegen de vlammen uit. Over haar schreef hij wat misschien wel de eerste melancholieke, liefdevolle zinnen waren die als saudade gekwalificeerd mogen worden. Het hielp hem niet. Hij werd door haar groot aanzien hebbende adellijke familie verbannen, voer als soldaat naar Afrika en verloor onderweg, vechtend met piraten, een oog. Terug in Lissabon werd hij, de Eenoog, geschuwd door de dames en werden de avances van deze “diablo” afgewezen. Een straatgevecht deed hem veroordeeld worden; hij kon zijn straf ontlopen door in India te gaan dienen, als het maar ver weg was van Portugal.
Geen succes
Na India kwam China. Camões verwierf welvaart, maar het bleef hem aan geluk ontbreken en hij werkte, misschien daarom, gestaag door aan Os Lusíadas. Het manuscript daarvan verloor hij onderweg terug naar India, ergens in de buurt van Cambodja, in de Mekongrivier; hij kon opnieuw beginnen en dat deed hij. Terug in Goa werd hij in het gevang gegooid, en dat gebeurde in de jaren daarna nog een paar keer. “Trouwen deed hij nooit, zijn onbereikbare geliefde Catarina was overleden aan de pokken. Wel waren er Indiase en Chinese vrouwen die zijn bed deelden en zijn huishouden regelden.”
In 1567 werd hem in Goa iets van erkenning gegund, zij het niet als dichter maar als inspecteur der publieke werken – kan een dichterlijk genie verder van zijn creativiteit verwijderd raken? Die baan werd “natuurlijk geen succes, voor succes had hij geen talent.” Wat Camões vond in de kolonie was: corruptie, misbruik van macht, schandalig gedrag van de kolonisten. “Goa was Babylon,” schreef Burton. “Het brak zijn geest. Na zestien jaar in de Oost gediend te hebben, wilde hij maar één ding: naar huis!”
Onderweg werd hij, in Mozambique, in de cel gestopt; niks geen saudade. In 1570 was hij terug in Lissabon. Burton: “Lissabon had geen plaats voor de dichter, die immers als pauper was teruggekeerd uit landen waaruit anderen schatrijk repatrieerden. Camões liep met krukken en moest om voedsel bedelen. Enkel een gekleurde vrouw, Barbar, trok zich zijn problemen aan en zorgde een beetje voor hem.” Camões stierf berooid, in 1579 of 1580, vijfenvijftig of zesenvijftig jaar oud.
Tegendraads
Burton verkende de straten van oud Goa en ging naar de kerken waar ooit Luís de Camões neerknielde, naar de gevangenis waar de dichter meer dan eens opgesloten had gezeten. Burtons verslagen lezend, ontkom ik niet aan de indruk dat hij Camões sterk bewonderde om het tegendraadse, roekeloze leven dat die leidde, om diens consequente veroordeling van het gedrag van de rijke kolonisten, die hij vrijmoedig uitsprak en op schrift stelde.
Zo eentje was Richard Burton zelf ook: net zo in zijn avontuurlijke carrière gehinderd, tegengewerkt, miskend. Burton was er ook zo een die zo nodig een mooi blank meisje moest redden “uit de klauwen van de nonnen van het klooster van Santa Monica” en zich in het donker vergiste in de cel, dus met de verkeerde non thuiskwam (volgens overgeleverd zeggen gooide hij haar onderweg in een rivier). Maar dit terzijde.
Burton – wiens gelaat, hoe bestaat het, net als dat van Camões verminkt was, een speer ging door zijn kaak – volgde het spoor van de dichter met het ene oog naar Ootacamund, Seroda, Panjim. Hij ontmoette onderweg een op een eenzame voorpost wonende Engelse majoor die gehuwd was met een Indiase vrouw en die in de rimboe een enorme bibliotheek opgebouwd had (“die stond te schimmelen in het tropisch vocht”) met literatuur over occultisme, islam, astrologie en droomwerelden en die ook ruimte had ingeruimd voor Camões.
Nobel en rijk
Nadat hij zo ongeveer in alle voetstappen van Camões was getreden, kwam er een eind aan Burtons zoektocht. Hij zette scheep naar Calicut (nu Kozhikode geheten, in de deelstaat Korala), ooit door Camões een “cidade nobre e rica” genoemd, een bloeiend handelscentrum voor de Portugezen, Hollanders en Engelsen, dat, uitgediend, halverwege de 19de eeuw “lag weg te rotten onder de brandende zon” en waar hij enkel triestheid en wreedheid ontmoette. Gelukkig waren “de dames in de harem (…) jong en aantrekkelijk” en gingen ze “net zo spaarzaam gekleed als hun zusters op de eilanden van de Stille Zuidzee.”
Echter, een beetje goed uitgeruste bibliotheek, laat staan eentje gevuld met geschriften van Camões, was er ver te zoeken; geen sonnetten, geen lyrische gedichten, geen drama, niets van dat al. Dus zette Burton zich, tussen het neerslaan van hem kwellende tropische ziekten en het adoreren van mysterieuze Indiase vrouwen door, serieus aan het vertalen (in het Engels) van Os Lusíadas. Het vertaalde epos, in twee dikke delen waaraan hij persoonlijke kritische beschouwingen en explicaties toevoegde, werd uiteindelijk pas zo’n dertig jaar later gepubliceerd.
Wat Camões in feite deed in Os Lusíadas was de eindeloze zeereis, om wat later Kaap de Goede Hoop werd, beschrijven van de man die voor Portugal de wereld blootlegde, Vasco da Gama. Deze “eloquente kapitein” werd in het epos de belangrijkste spreekbuis; diens woorden en die van enkele metgezellen verhalen van de ontdekkingen onderweg en van de belevenissen aan oosterse hoven. Een paar veld- c.q. zeeslagen mochten niet ontbreken.
Eiland van de liefde
En zelfs een “Love Island” werd volgens Camões door de Portugezen ontdekt – en dat bijna 400 jaar voordat het de locatie van ridicule reality-tv werd. Enorme stormen eisen hun tol, wonderlijke nimfen duiken op, er gebeurt van alles dat geweeklaag oproept, christenen ontmoeten moslims, het uitzonderlijk karakter van zeevarend Portugal wordt lovend uiteengezet, monsters versperren de behouden vaart, de zeegoden schieten te hulp; kortom, er is voor elke lezer wel wat wils. Wie al lezend de slag van het rijm eenmaal te pakken heeft, kan niet anders dan geboeid raken.
Het is duidelijk dat er in lange tijd niet bar veel veranderd was op het gebied van (zee)reizen sinds Homerus zijn Odyssee schreef. Ook in Burtons 19de eeuw, 300 jaar nadat Camões op stap ging, was er heel wat te beleven onderweg dat wij ons vandaag de dag niet meer kunnen voorstellen.
Burton had heel wat weg van Camões; hun levens en interesses liepen op veel gebieden parallel. Ook Burton beschreef de flora en fauna die hij, waar ook op ontdekking uit, onderweg tegenkwam; alle “vreemde” talen die gesproken werden, in India, Arabië, Afrika, hadden zijn nooit-aflatende belangstelling: hij leerde ze snel lezen en spreken en verzorgde woordenlijsten en vertalingen; hij was in dienst van de Engelse koningin en nam aan veldslagen deel (maar bereikte vanwege zijn eigengereidheid nooit een hogere rang dan kapitein); hij was een wetenschapper, een ontdekkingsreiziger, een avonturier, een schuinsmarcheerder; hij was geïnteresseerd in de verscheidenheid van volken die hij tegenkwam en hun zeden en gebruiken en niet te vergeten hun erotica; hij beschreef landschappen en aroma’s; en naast zijn journalistiek en wetenschappelijk werk schreef hij gedichten. Net als Camões. En dan was er ook nog het geschonden gelaat van die twee …
Meedogenloos
Burton landde in Mombassa aan de Afrikaanse oostkust, dat eerder een Portugese kolonie was en waar Camões ook maandenlang (met tegenzin) had verbleven. “Wij blanken, ‘Banyans’ genoemd,” schreef Burton, “werden meedogenloos veracht door de zwarte nimfen die zich aan het baden waren en op het witte zand lagen te zonnen in kostuums als van de Nereïden zoals Camões die beschreef.” Hij komt Camões overal tegen. De voormalig Portugese kolonie Fernando Po, het eiland waar zojuist 250 blanken aan de pest ten onder gingen, “de zwarten werden niet geteld,” was één groot kerkhof, terwijl Camões het toch als een “luchtig en prachtig eiland” had gekenmerkt.
Later in zijn leven, in Santos, Brazilië een onbetekenende diplomatieke post vervullend en toen in het gezelschap van zijn vrouw Isabel, werkte hij niet alleen verder aan de vertaling van Os Lusíadas maar ook van de 17de-eeuwse Portugese kroniek Manuel de Moraes, hij stelde er vier studies over Camões samen en hij trok de jungle in op zoek naar door de flora overwoekerde, oude Portugese forten.
Zwijnenstal
Op een ander moment, met zijn vrouw op vakantie zijnde en Damascus als reisdoel hebbend, had hij slechts weinig bagage bij zich, “We were travelling light,” maar wel zijn gekoesterde kopie van Os Lusíadas plus een bundel met de werken van Shakespeare. Burton sleurde zijn vrouw ooit ook mee naar Goa, zo belangrijk in zijn eigen jonge leven en dat van Camões; helaas, die reis werd geen succes, Isabel vond Goa maar een stinkende zwijnenstal, “duizend jaar achtergebleven bij de rest van de wereld.” Dat vond Burton zelf ook al, jaren eerder, tijdens zijn eerste verblijf.
Wat kan ik meer zeggen om jouw belangstelling te wekken voor Os Lusíadas en ander werk van de allergrootste der Portugese dichters, Luís Vaz de Camões? O, je hebt eerst nog wat onderhandenwerk, je zit nog midden in Ulysses van James Joyce en dan ligt daar ook al een tijdje Goethes Faust om uit te lezen en de Jonge Werther, met zijn zorgen. Ik snap het. Alles op z’n tijd.
Trouwens, heb je Grand Hotel Europa al gelezen? Van Ilja Leonard Pfeijffer? Moet je vooral doen. Daar staan zinvolle opmerkingen in over bijvoorbeeld internationaal toerisme en de EU, twee onderwerpen die ook Portugal en dus de Hollanders in Portugal raken. Bovendien is het een boek dat regelmatig doet schaterlachen.
Bronnen
De hele Os Lusíadas in een vertaling naar het Engels van William Julius Mickle (uit 1877) is te vinden op het internet (The Lusiad), compleet met een gedegen inleiding en met uitgebreide toelichtingen op de gedichten, plus een lang relaas over de ontdekking van India.
Edward Rice: Captain Sir Richard Francis Burton Een Charles Scribner’s Sons, New York publicatie van 1990. De beste, meest evenwichtige biografie van Burton, waarin ik Camões veelvuldig tegenkwam. Er zijn ook bio’s geschreven of geïnspireerd door Burtons vrouw Isabel, maar daar ontbreekt alles aan dat maar enigszins naar erotiek riekt. Ik vond deze biografie door Edward Rice wel bij Amazon.com.
Os Lusíadas, in de Burtonvertaling, is bij Bol.com in tientallen edities verkrijgbaar. Het is niet altijd duidelijk of sprake is van een volledige uitgave of een van twee delen. Vermelding of Burtons opmerkingen deel uitmaken van de uitgave ontbreekt nogal eens. Er zit veel gelegitimeerde piraterij bij. Bol heeft veel van Burtons eigen werk in tal van edities.
Josephine zegt
Heerlijk om over Camões te lezen vanuit een ander perspectief!
Doet me weer naar de boekwinkel/boekenkast snellen.
Maria zegt
Geweldig artikel! Op grond van deze tips ben ik van plan Constância te bezoeken, en ook het boek van Burton te lezen. Ooit…
Van de Lusíadas is onlangs een prachtige vertaling in versvorm in het Nederlands verschenen, waar ik graag in snuffel. Met een uitvoerig. verhelderend nawoord van de vertaler, Arie Pos, plus een goed notenapparaat:
Luís de Camões, De Lusiaden. L.J. Veen Klassiek 2012.
Richard zegt
Prachtig beschreven. Nederland heeft trouwens ook een bezielde reizende schrijver die geïnspireerd & geleid werd door Camões, Jan Slauerhoff. Prachtige verhalen over oude Portugese koloniën in het verre Oosten (het verboden rijk) en dwalend door Portugal.
Mariette Hoogeland zegt
Heel veel dank voor het mooie artikel over Camões.
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Weer een fascinerend artikel! Je overtreft jezelf steeds Ton! Gefeliciteerd