Een van de vele leuke aspecten van fietsen in Portugal is de gewoonte om elkaar te groeten. Als je tegenliggers (fietsers, wandelaars) tegenkomt, de meesten groeten (bom dia, olá, hand opsteken, of een hoofdknik). Op de ecopistas, maar ook op de openbare weg. Ook ik doe dat meestal zelf. In Nederland heb ik die ervaring veel minder.

Hoe zou dat verschil komen?
Het kan een cultureel verschil zijn.
Hier in mijn dorp, als twee kennissen elkaar op straat tegenkomen, stoppen ze soms hun auto’s of tractoren en begint de conversatie. Ik moet er dan maar omheen zien te komen. Glimlachend. Stoppen en met elkaar in gesprek raken lijkt hier in Portugal meer de gewoonte dan ik in Nederland gewend was.

Groeten op het water
Ik herinner me mijn lessen op de zeilschool, lang geleden. Ons werd ingeprent dat kapiteins elkaar moeten groeten als de boten elkaar naderen. Waarom moest dat?

Het had waarschijnlijk verschillende goede redenen. Het toont respect voor de ander. Ik kan me ook goed voorstellen dat elkaar groeten, op weg naar elders, ook een wederzijds belang dient. Je kunt een lekke band krijgen en hulp nodig hebben, of bijna zinken op open zee. In beide gevallen is het goed om iemand in de buurt te hebben om je te helpen. Een groet betekent dan een band.
Historische achtergrond van het scheepsgroeten
Oorsprong in de zeemanscultuur
Het groeten tussen schepen ontstond al in de late middeleeuwen, toen zeevaart zich ontwikkelde tot een internationale aangelegenheid. Kapiteins groetten elkaar als teken van erkenning en respect, vooral bij het passeren op open zee of bij het binnenvaren van een haven.
In tijden van oorlog of koloniale expansie kon een groet ook een politiek signaal zijn: “Wij komen in vrede” of juist “Wij zijn hier als gezaghebbende macht”.

Hoe zat dat in Portugal?
Tijdens de periode van de Portugese ontdekkingsreizen (15e–16e eeuw) waren Portugese kapiteins pioniers in het leggen van maritieme contacten.
Groeten tussen schepen — vooral bij het naderen van onbekende kusten — waren cruciaal om vijandigheid te vermijden en handelsrelaties aan te knopen. In de Portugese traditie werd het groeten vaak vergezeld door religieuze symboliek: het tonen van een kruisbeeld of het zingen van een hymne bij aankomst.

Schilderij van Oscar Pereira da Silva.
In die periode en later was Portugal een koloniale macht. In gebieden zoals Brazilië, Goa, Malakka en Angola werd het groeten tussen Portugese en lokale schepen een ritueel van gezag en erkenning.
Het groeten tussen schepen is méér dan een maritieme formaliteit — het is een ritueel van erkenning, status en communicatie. In de Portugese context draagt het ook een historisch gewicht: het herinnert aan een tijd waarin schepen niet alleen vervoermiddelen waren, maar ook ambassadeurs van cultuur, geloof en macht.
Tot slot een surrealistisch fantasietje, uma pequena história.
Over een groet en een twijfelachtige herkenning
Het was laat in de middag toen de zon haar gouden vingers over de daken van Coimbra liet glijden. In de schaduw van de Biblioteca Joanina, waar de stilte van eeuwen tussen de boeken hing, kruisten twee mannen elkaars pad.
De een droeg een linnen hoed, de ander een leren tas met vergeelde papieren. Ze vertraagden hun pas. Hun blikken haakten in elkaar — niet vluchtig, maar als een echo van iets ouds.
“Bent u… uit Naarden?” vroeg de man met de tas.
“Ja. Of tenminste… dat dacht ik van u,” antwoordde de ander.
Ze lachten, ongemakkelijk. Namen vielen: de Vesting, het Comeniusmuseum, de oude bakkerij aan de Marktstraat. Elk woord leek een sleutel tot een gedeeld verleden, maar geen deur ging werkelijk open.
Ze gingen zitten op een bankje bij de Mondego, waar het water traag en wijs voorbij gleed. Ze spraken over schoolpleinen, winterse schaatstochten, de geur van vers brood op zaterdagochtend. Alles klonk vertrouwd — maar niets was zeker.
“Ik herinner me een jongen die altijd zijn sokken verkeerd om droeg,” zei de een.
“En ik een die zijn naam in de boom bij het station kerfde,” zei de ander.
“Misschien waren we buren.”
“Of misschien… waren we elkaar.”
De stilte viel als een sluier. De zon zakte achter de heuvels. De stad ademde geschiedenis, maar hun verhaal bleef ongeschreven.
Ze liepen samen de Rua Ferreira Borges af, zwijgend, alsof elk woord het moment zou breken. De stad ruiste om hen heen: stemmen, voetstappen, het klateren van glazen op terrassen. Maar in hun pas lag een ritme, alsof ze dat al eens eerder hadden gedeeld.
Bij het standbeeld van D. Dinis bleven ze staan. De een wees naar het beeld, de ander naar de lucht.
“Weet je nog, die storm boven het Naardermeer?” “Ja… of was dat bij de Mondego?”
Ze glimlachten. Of was het een grimas?
Een jonge vrouw liep voorbij, keek hen aan en zei:
“Dag heren, fijn u weer te zien.” Ze knikten beleefd, maar geen van beiden kende haar.
Toen ze afscheid namen, gaven ze elkaar een hand.
“Tot ziens,” zei de een. “Of tot vroeger,” zei de ander.
En terwijl ze elk een andere straat insloegen, draaiden ze zich nog één keer om — tegelijk. Hun blikken kruisten. Hun gezichten leken op elkaar. Of misschien… op iemand die ze ooit hadden willen zijn.
Geef een reactie