Het is alweer een tijd geleden dat ik Portugal vaarwel zei na zoiets als 70 verhalen te hebben geschreven voor Portugal Portal. Ik sla de zondagochtendse nieuwsbrief nog altijd open want ik blijf geïnteresseerd in ’s lands wel en wee. Vandaar ook dat mijn oog stil hield bij een stuk Portugese geschiedenis die mij onbekend was, beschreven door Bonny Wassing in Neerlandia.

Wat zij beweert is het geloven helemaal waard want ze doceerde aan Yale en is nu verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. En wat ze beweert, is: de Azoren, door Portugal gekoloniseerd in de vijftiende eeuw, mogen gerust de “Vlaemsche Eylanden” genoemd worden. Aangezien Vlaanderen in die tijd met Holland en Friesland deel uitmaakte van de Nederlanden en omdat Portugal Portal ook Vlaamse lezers heeft, hoort een samenvatting van haar betoog hier wel zeker thuis.
Ik denk dat veel nieuwe bewoners en ook bezoekers van Portugal met de onder beheer van Portugal staande eilandengroepen in de Atlantische Oceaan bekend zijn, de meeste met Madeira, de echte liefhebbers van vrijheid en machtige natuur ook met de 1400 km van de Portugese kust verwijderd gelegen Azoren. Over de landschappelijke schoonheden van de eilanden heb ik het nu niet. De voertaal op de (negen) eilanden is Portugees sinds enkele ervan op initiatief van Hendrik de Zeevaarder in 1427 door Diogo de Silves en een paar andere, o.a. Santa Maria, in 1432 door Conçalo Velho Cabral ontdekt werden. “Net zomin als op Madeira zijn er op de Azoren nazaten te vinden van oorspronkelijke bewoners, al zouden Vikingen de eilanden ook bezocht hebben.” zegt Wassing. Vanaf de Middeleeuwen vestigden behalve Portugezen vooral Vlamingen zich op de eilanden.

Waarom Vlamingen?
Vlaanderen loopt in die tijd ver vooruit op de noordelijke Nederlanden en is een handelsland van betekenis. In Brugge wonen veel Portugezen, Lissabon en Porto hebben veel Vlaamse kooplieden. Een van de vooraanstaande Vlaamse geslachten in de Middeleeuwen is ‘van Brugge van Gruuthuse’. De familie dankt de naam aan het “gruutrecht”, het recht om gruut = gruit, een mengeling van salie en gagelkruid, te verkopen aan bierbrouwers. Later wordt gruutrecht de naam van de belasting die op gebrouwen bier geheven wordt. De familie wordt er rijk door: het Gruuthusemuseum in Brugge was vroeger hun stadspaleis.

Leden van de adellijke familie zijn verdienstelijke Bruggelingen. Lodewijk wordt raadgever en kamerheer aan het hof van Filips de Goede. Jacob, geboren in 1418, gaat als jonge koopman naar Portugal en verblijft eerst in Ourense en daarna in Porto, waar hij in contact komt met de zoon van koning Jan (João I), die later als Hendrik de Zeevaarder faam verwerft zonder zelf ooit de zeeën te bevaren. Jacob huwt de adellijke Sancha Rodrigues d’Arce, hofdame van infante Beatrix van Portugal, halfzus van Hendrik de Zeevaarder.
Hendrik de Zeevaarder krijgt van zijn vader de opdracht de eilandengroep te koloniseren, en hij benoemt gezagvoerders voor de verschillende eilanden. Jacob van Gruuthuse is de eerste “vreemdeling” die door de Portugees wordt aangesteld, hij wordt in 1450 de baas op Terceira. Het is een erfelijk gouverneurschap zoals dat ook de Vlamingen Joost de Hurtere op Faial en Pico, en Willem van der Haegen op São Jorge en Flores ten deel valt. De Vlamingen gaan onder zeil om ter plekke uit te zoeken hoe daar in de archipel voor mens en dier te overleven is. Het lukt hen niet om in Portugal mensen te enthousiasmeren om naar de eilanden te vertrekken en ook de Portugezen van Madeira lopen niet warm voor de nieuw ontdekte Azoren. “De gezagvoerders proberen daarom in Vlaanderen kolonisten te werven en ze beloven schitterende vooruitzichten die achteraf onrealistisch blijken.” Ze moeten de Portugese taal leren en zich aanpassen aan Portugese zeden en gewoonten. Maar, als het ze lukt de eilanden te cultiveren, krijgen ze grootgrondbezit en enkele soevereine rechten.

Vanaf 1445 lukt het Jacob 1500 tot 2000 Vlamingen naar de Azoren te trekken. Die gaan de eilanden ontbossen, bouwen er molens, verbouwen er o.a. veel wede, de grondstof van het blauwe pastel waarmee stoffen geverfd worden, van groot belang voor de Vlaamse lakenindustrie. De Vlamingen zorgen ook voor de bevoorrading van de schepen van ontdekkingsreizigers en later die van handelsvaarders die onderweg gaan naar Noord- en Zuid-Amerika, of op de terugweg aanleggen. Vooral voor Brazilië liggen de Azoren mooi halverwege. De eilandeconomie floreert. De meest vooraanstaande van de Vlaamse kolonisten, Jacob van Gruuthuse, wordt Jácome de Bruges en vestigt zich in het huidige Vila de São Sebastião. Vlaamse “settlers” verspreiden zich over de hele archipel. Zo komen de Azoren bekend te staan als de “Vlaemsche Eylanden”.
De succesvolle Jacob heeft de meeste moeite met het veiligstellen van zijn erfelijk gouverneurschap, want een van de voorwaarden is: een wettelijke zoon. Hij heeft twee natuurlijke, lees onwettige zonen, Pero de Conçalves en Gabriel de Bruges (die jong overlijdt), en krijgt met zijn wettelijke echtgenote een dochter, Antonia Dias d’Arce. Zo komt het dat Gruuthuse niet door een nazaat als gouverneur opgevolgd wordt, maar uiteindelijk ene Dom Fernando zijn plaats inneemt. “Na 1472 wordt niets meer van Jacob vernomen. Zijn weduwe treedt in het klooster in continentaal Portugal, net als zijn tweede dochter (naam onbekend). Jacob’s overlevende onwettige zoon, Pero, en zijn schoonzoon Duarte Paim hebben jarenlang gevochten tegen de benoemingen van nieuwe gouverneurs … maar verliezen aan gezag ten gunste van de dochter van de koning.”
En nu, anno 2025?
Wassing zegt: “Er zijn tal van aanwijzingen dat Vlamingen de Azoren bevolkt hebben. Behalve vele nakomelingen met verbasterde Vlaamse achternamen zijn er verschillende molens op de Azoren die geïnspireerd lijken te zijn door die van de Lage Landen. Daarnaast zien we de Vlamingen terug in de plaatsnamen, zoals het dorp Flamengos op het eiland Failal.”

Op de redactie van Portugal Portal is sinds kort ook een Bruggeling actief en deze heeft de al uitgebreide bronnen van informatie nog verder aangevuld. Als aanvulling bij deze interessante bijdrage geeft de redactie de lezer dan ook nog een paar leuke weetjes mee.
Een andere bekende bron in dit verband is de Nederlandse auteur en reiziger Jan Huygen van Linschoten (16e eeuw) in zijn Itinerário, waarin hij terugkomt op de ‘Vlaamse eilanden” en de Nederlandse trekken van de bewoners op Faial. Ook dit toont aan dat de naam tot in de 17e eeuw gangbaar bleef.


Ongeveer 50% van de Kaasproducties in Portugal komt van de Azoren en de koning hieronder is zonder twijfel de Queijo (kaas) São Jorge van het gelijknamige eiland. Sinds 1986 heeft die een Denominação de Origem Protegida (DOP) (Beschermde Oorsprongsbenaming), gezien het unieke karakter van de streek. Maar eigenlijk begon die productie meer dan 500 jaar geleden als deel van de basisbehoeften van de eerste kolonisten om in hun levensonderhoud te voorzien. Oorspronkelijk met melk van schapen en geiten die in kuddes naar het eiland werden gebracht, maar toen Willem van der Haegen uit Brugge toekwam werd overgestapt op koemelk. Hij zette zijn naam om tot Guilherme da Silveira en vestigde zich in het hoogste deel van het eiland, waar hij de ideale omstandigheden vond om kaas te maken die vergelijkbaar was met die van zijn Vlaanderen. De tastbare restanten van de eertijdse Vlaamse aanwezigheid op de Azoren zijn grotendeels verloren gegaan, veelal ten gevolge van branden en aardbevingen, maar de São Jorge kaas is dan eigenlijk een levend aandenken aan die Vlamingen van toen. Ook de in Portugal bijzonder populaire Queijo Flamengo (Vlaamse Kaas) heeft te maken met de de bevolking uit de Lage Landen op de Azoren (Zeeland maakte immers ook deel uit van het graafschap Vlaanderen). Gebaseerd op de Nederlandse Gouda-en Edammer kaas, werd ook dit zuivelproduct door de kolonisten op de Azoren geïntroduceerd. Het recept werd later door de Portugezen wat aangepast en is ondertussen de meest gegeten kaas in het land, met een productie die grotendeels op de Azoren te situeren valt.

Tot slot nog dit over het hierboven aangehaalde ‘verbouwen van wede’. Er was inderdaad een overvloed aan wede, maar ook aan korstmos. Deze plantjes vormden de basis van kleurstoffen waarmee het laken werd geverfd. Het indigo blauw van de wede was in die tijd een teken van rijkdom en het paars/wijnrood van het korstmos werd gebruikt voor koningsmantels. De techniek om het korstmos (urzela) met water te mengen en er daarna urine aan toe te voegen, bleef jarenlang een goedbewaard geheim van de Brugse wevers. (GB)




Wat een fantastisch verhaal. Ik ben Hollander maar woonde 25 jaar in Vlaanderen. In 2011 verhuisde ik naar het noorden van Portugal op 19 km van de grens met Spanje.
leuk je weer te zien in PP Ton! Weer een ontzettend interessant artikel. ik heb Bonny Wassing gegoogeld en het blijkt een man te zijn! Jammer
https://storyhouseworks.com/15-bizarre-levens
Dit lijkt mij een leuk boek van Bonifacius (Bonny) Wassing.
Redactie PP: Te koop bij bol.com