Als ik in het uitgebreide archief van deze site de zoekterm Gulbenkian intik, vind ik veertien vermeldingen terug. Op een paar na gaat het om een verwijzing naar het gelijknamige museum in Lissabon of naar de stichting die deze naam draagt. Collega Cees maakte een summiere biografie in zijn honderdduizendstratenboek, terwijl Winy ooit terloops het museum voorstelde, maar dat is het zowat. Het valt ook te begrijpen; tot voor kort was er over Calouste Gulbenkian zelf niet zo heel veel geweten, ondanks het feit dat de man voor een stuk de wereldgeschiedenis tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw mee heeft beïnvloed en dat hij een gigantische voetafdruk naliet op het Portugese culturele en maatschappelijke leven zoals we het nu kennen.

De Fundação Calouste Gulbenkian, die nog steeds zijn erfenis beheert, is trouwens tot op vandaag als sponsor nog steeds onmisbaar op velerlei vlak voor tienduizenden, misschien wel honderdduizenden Portugezen. Het boek Mr Five Per Cent – The many lives of Calouste Gulbenkian, the world’s richest man, van Jonathan Conlin heeft een stuk van het mysterie geopenbaard, tijd dus voor het intrigerende verhaal van een van de belangrijkste figuren uit de Portugese moderniteit.
De jeugdjaren
Calouste Sarkis Gulbenkian (1869-1955) wordt geboren in Constantinopel, het huidige Istanboel, dat dan nog deel uitmaakt van het Ottomaanse Rijk. Hij behoort tot een rijke Armeense koopmansfamilie en zijn vader is al bij de olie-industrie betrokken; hij importeert kerosine (voor verlichting) uit Rusland en verhandelt tapijten, katoen en wol. De kleine Calouste is pas veertien als hij al naar een oom in Europa wordt gestuurd, want hij is een verlegen jongeman en daar moet volgens zijn vader zo snel mogelijk verandering in komen. In Marseille leert hij zakelijke technieken, perfectioneert zijn Frans en studeert ‘s avonds Engels. Het is de periode waarin de olie-industrie stilaan de nieuwe goudmijn lijkt te worden en Calouste trekt naar Londen, waar hij aan het King’s College afstudeert als petroleumingenieur.


Tussendoor een toelichting die eigenlijk opvallende gelijkenissen met de actualiteit openbaart. De wereldeconomie gaat op het einde van de 19de eeuw door een periode van waanzinnige groei, dankzij nieuwe uitvindingen als telefonie en telegrafie. De mechanisatie van het verkeer, met uitbouw van het spoorwegennet, is zowat het internet van de 19e eeuw en de motor van de Tweede Gouden Eeuw, zoals deze periode in Nederland ook wel wordt genoemd. Er is echter nauwelijks controle op aandelenuitgiftes, wat resulteert in een schimmig en corrupt financieel systeem. Een oligarchie waarin superrijken onder elkaar de winsten verdelen, klinkt dit niet bekend? In Amerika verwerft ene John D. Rockefeller vanaf 1870, met zijn Standard Oil, beetje bij beetje een monopolie op de volledige productieketen en het transport van olie. De overheid ziet het met lede ogen aan en zoekt naar mogelijkheden om die almacht te doorbreken. Politici blijken echter uiterst gevoelig voor Rockefellers gulle giften en het zal nog tot 1911 duren vooraleer de antitrustwetgeving een begin maakt met het doorbreken van het monopolie. Dit déjà-vugevoel bekroop mij enkele keren tijdens het neerpennen van dit verhaal; de geschiedenis herhaalt zich…
De genocide
In 1887 keert hij terug naar Istanboel en zijn vader stuurt hem naar de petroleumvelden rond Bakoe. In de Kaukasus is men al eeuwen vertrouwd met het winnen van natuurlijk opwellende aardolie. Het zal echter de eerste en laatste keer zijn dat Calouste een petroleumwinning van dichtbij ziet.

Hij gaat aan de slag bij zijn vader, zij het grotendeels vanuit zijn kantoor in Londen. In 1892 huwt hij er de door vele vrijgezellen begeerde Nevarte Essayan, veertien jaar oud, maar eveneens van gegoede Armeense afkomst. Samen zullen ze een zoon en een dochter hebben. Ondertussen stapelen de problemen voor de Armeniërs in Turkije zich op. Vanaf 1894 is er een begin van etnische zuivering aan de gang en de pogroms kosten tienduizenden Armeniërs het leven. Het zal uitmonden in de vergeten genocide (1915-1923), waarbij meer dan een miljoen doden vallen door dwangarbeid, massamoorden en deportaties van vrouwen, kinderen, ouderen en zieken, die op dodenmarsen moeten door de Syrische woestijn. Een middel om te ontsnappen blijkt voor vele Armeniërs het verwerven van een Brits paspoort, via een verblijf van vijf jaar in Groot Brittannië. Calouste pikt dit al vroeger op en in 1902 wordt hij Brits staatsburger. De problemen in zijn thuisland zorgen er echter voor dat hij de familiezaak aldaar laat voor wat ze is en zich vestigt in Londen.

Basis van zijn fortuin in Nederland en België
In 1880 ontdekt de Nederlandse tabaksplanter Aeilko Zijlker op Sumatra dat de lokale bevolking natuurlijk opwellende olie gebruikt als brandstof. Hij vraagt en krijgt van de lokale sultan een concessie voor het boren naar olie en dit geeft in 1890 aanleiding tot de oprichting van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië (K.N.M.E.P.), welke onder leiding van August Kessler de concessie overneemt van Zijlker. Kort daarop overlijdt Kessler, die wordt opgevolgd door de Nederlander Henri Deterding. Intussen is in Engeland de Shell Transport & Trading Company actief, een firma die actief is in de handel van schelpen en, via contacten met de Rothschild familie, ook in lampenolie. Deterding blijkt een zeer ambitieus figuur te zijn, die er ook alles voor over heeft om voornoemde Rockefeller en zijn Standard Oil te dwarsbomen, vanwege de dumpingprijzen die de markt destabiliseren. In 1907 gaat de K.N.M.E.P. een samenwerking aan met Shell Transport & Trading. De geboorte van Royal Dutch Shell is een feit en het geeft de Nederlanders toegang tot het Rothschild kapitaal. Enter Calouste Gulbenkian, die als hoofdonderhandelaar de flamboyante, expansief denkende directeur Deterding helpt om contacten te leggen met de leiders van de grote olieproducerende landen (Rusland, Engeland, Amerika, Venezuela…). Dit wordt uitermate belangrijk tijdens en na de Eerste Wereldoorlog, wanneer overheden zich gaan bemoeien met de olie-industrie. Na de oorlog valt het Ottomaanse Rijk uiteen en grijpen de Jong-Turken de macht in Istanboel. Ook hier is het Gulbenkian die uitgestuurd wordt om de situatie uit te klaren. Hij overtuigt de Turken tot samenwerking en richt, samen met onder meer Shell, het bedrijf Turkish Petrol Company (TPC) op, dat een concessie verwerft voor 75 jaar oliewinning in Mesopotamië. Voor zichzelf voorziet Calouste een aandeel van vijf procent, als enige privépersoon. Het levert hem de bijnaam Mr Five Per Cent op. In combinatie met de wereldwijde overstap van kolen op olie en benzine, legt het hem en de Nederlanders geen windeieren, want Royal Dutch Shell groeit in geen tijd uit tot een wereldspeler.

Een zakelijk conflict tussen Deterding en Gulbenkian dreigt echter roet in het eten te gooien. Shell rekent de Venezolaanse Oil Company veel te veel aan voor tankervervoer, althans volgens Calouste, want dat kost hem, als aandeelhouder van deze VOC, veel geld. De Nederlander ontslaat Nubar, de zoon van Gulbenkian, en onderneemt stappen om aan diens vijf procent te gaan morrelen. Calouste anticipeert echter.
De gouden zakelijke meesterzet aan de Belgische kust
We schrijven 31 juli 1928, ergens in Oostende [1], op dat moment de parel van de Belgische badsteden. Aan tafel zitten alle belanghebbenden van TPC: Anglo-Persian (dat later BP zal worden), de Compagnie Française des Pétroles (het toekomstige Total), de Amerikaanse Near East Development Company (het latere ExxonMobil), Shell en onze Mijnheer Vijf Procent. Op tafel ligt een kaart van het Midden-Oosten. Op de agenda staat de evaluatie van de situatie na de ontdekking van de immense Baba Gurgur oliebron in Noord Irak, potentieel de grootste wereldwijd. TPC heeft bij de Iraakse overheid de licentie voor uitbating weten te versieren en zal zijn naam ook in die zin aanpassen, IPC (Iraq Petroleum Company). De gesprekken lopen wat stroef tot Calouste een rode pen bovenhaalt en op de kaart het gebied afbakent waar TPC belangen heeft (grosso modo het voormalige Ottomaanse Rijk). Hij duldt geen tegenspraak , want hij is het die er geboren is, geleefd en gewerkt heeft en die de streek kent.

In het zogenaamde Red Line Agreement wordt beslist dat de vier olieproducerende bedrijven zich in een joint venture aan elkaar vastklikken en onderling geen concurrentie zullen aangaan binnen het afgebakend gebied. Met zijn rode lijn bepaalt Gulbenkian het lot van miljoenen mensen. In ruil krijgen de vier oliebedrijven elk 23,75% van de opbrengsten, samen goed voor 95%. En de resterende 5 procent? Die gaan naar de initiatiefnemer, Mijnheer Vijf Procent. Een meesterlijke zet die van Gulbenkian op termijn de rijkste mens op aarde zal maken. Eigenlijk heeft dit genie hier met dit kartel de voorloper van de Organisatie van Olie-Exporterende Landen gecreëerd, de echte OPEC zal echter pas in 1960 opgericht worden.
[1] Opmerking: dit is de versie zoals die beschreven staat in de biografie van Ralph Hewins (1957). Deskundigen zijn het echter niet 100% eens hierover en volgens sommigen zouden details berusten op verzinsels van zijn zoon Nubar Gulbenkian. Dat het in Oostende plaats vond lijkt mij echter behoorlijk realistisch. Via de Compagnie Internationale des Wagons-Lits (CIWL) en de Orient Express had Londen in die tijd, via Oostende, een rechtstreekse verbinding met Constantinopel (Istanbul), Bagdad en Teheran. Zeker is dat Calouste regelmatig van deze verbinding gebruik maakte. Navraag bij het archief van de stad Oostende leert mij echter dat het stadsarchief in 1940 vrijwel volledig verloren is gegaan, men vindt er Gulbenkian niet terug. Toch vond ik een spoor van Calouste’s regelmatige aanwezigheid in een van de luxe hotels in Oostende.

De kunstliefhebber
Calouste heeft van in zijn jeugd al interesse voor schilderen en vanaf de eeuwwisseling gaat hij de opbrengsten van zijn zakelijke successen investeren in kunstwerken. Hij volgt lessen bij curatoren van het Louvre en maakt tijd voor uitgebreide kunstreizen. Bij kunsthandelaars is hij een welgekomen gast met zijn interessante insider beurstips, uiteraard in ruil voor fikse kortingen. Na de Russische Oktoberrevolutie in 1917 biedt hij ook zijn diensten aan bij Lenin en zijn bolsjewieken, voor de export van olie en andere grondstoffen naar het Westen. Een delicate activiteit want er is slechts een dunne lijn tussen recentelijk genationaliseerde bronnen en wat het Westen, al dan niet terecht, beschouwt als ordinaire diefstal. Gulbenkian komt er al gauw achter dat het Sovjetbewind ook kunst uit de Hermitage wil gaan verkopen en hij zit dan ook op de eerste rij als daar een aantal meesterwerken in alle stilte van de hand worden gedaan. Hij kan er de hand leggen op werken van o.a. Dirk Bouts, Rubens, Rembrandt en de marmeren versie van het meer dan twee meter hoge beeld Diana van Jean-Antoine Houdon. Het hele verhaal is zo louche dat Calouste zelfs vreest voor kritiek, gezien de betaalde bedragen bijna verwaarloosbaar zijn in vergelijking met de kunsthistorische waarde.

Zijn smaak is heel breed en zeker niet alleen op Europa gericht. In 1922 dwingt zijn verzamelwoede hem om een hotel in Parijs aan te kopen, dat hij laat voorzien van een lift, een eigen generator en diverse kluizen om zijn kunstwerken te stockeren.
Door angst gaat het richting Portugal
Zijn aandelen en obligaties laat Gulbenkian onderbrengen in belastingparadijzen; zo betaalt hij in Liechtenstein op een portfolio van bijna vijf miljoen dollar slechts honderd Zwitserse frank aan de fiscus. Zijn aandelen brengt hij vanaf 1938 onder in het oliebedrijf Partex in het notoire belastingparadijs Panama. Het zal later eigendom worden van de Fundação Calouste Gulbenkian, tot het in 2019 verkocht wordt aan het Thaise staatsbedrijf PTT Exploration and Production. Net als heden ten dage klinkt in het interbellum de roep om hogere belastingen voor de allerrijksten steeds luider, maar daar heeft hij geen oren naar. Volgens hem wordt uit louter electoraal opportunisme het kapitaalkrachtige deel van de gemeenschap in een kwaad daglicht gesteld. Privé ziet hij in de jaren dertig zijn dochter met een foute man aanpappen en zijn zoon heeft het lef om vijf procent van Calouste ‘s vijf procent op te eisen.
Nubar, de zoon van Calouste werd in 1896 in Istanboel geboren, kort voor de familie naar Engeland vluchtte. Hij was eigenlijk een beetje de tegenpool van zijn vader. Waar die eerder bekend stond om zijn gierigheid, liet Nubar het geld rollen. Een vennoot zei over hem dat hij een vaste waarde was in de internationale playboy-scene, zo stoer dat hij elke dag drie effectenmakelaars, drie paarden en drie vrouwen versleet. Ook tijdens WO II stonden ze frontaal tegenover elkaar. In tegenstelling tot zijn vader werkte Nubar voor de Britse inlichtingendienst MI9 en was actief bij het verzet. Via de Pat O’Leary Line repatrieerde hij Britse piloten die in Frankrijk waren gestrand. Een discussie over een bedrijfsmaaltijd van 4,50 dollar en een daaropvolgende rechtszaak over 10 miljoen dollar, zullen Calouste sterken in de beslissing om zijn erfenis grotendeels in een stichting onder te brengen, waardoor Nubar slechts 2,5 miljoen zal erven. Deze slaagde er echter wel in om op eigen benen ook een klein fortuin te verzamelen.
Het is de start van een bijna maniakale zoektocht om er creatief voor te zorgen dat er op zijn erfenis zo weinig mogelijk erfrechten kunnen wegen. In die zin lijken de Londense National Gallery en het British Museum een optie vanwege een beloofd gunstig fiscaal regime. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verkast hij van Parijs naar Vichy, met zijn immuniteit als lid van de Iraanse diplomatieke staf. Hij ontvangt er op regelmatige basis Duitse officieren en industriëlen die grootse plannen hebben voor Mesopotamië en Rusland. Wanneer dit de Engelsen ter ore komt, bekoelt de relatie met zijn contacten aldaar en als het neutrale Iran finaal de kant van de geallieerden kiest dient Calouste Frankrijk te verlaten. Hij heeft ondertussen ook contact met de National Gallery in Washington, dat hem een vleugel aanbiedt voor zijn kunstverzameling. Een aantal van de mooiste werken worden ook effectief overgebracht voor een tentoonstelling en Gulbenkian denkt aan emigreren naar Verenigde Staten.
Deel 2: op naar Lissabon
In deel 2 van dit verhaal leest u alles over de periode in Portugal, het lot van de kunstcollectie en de Fundação Calouste Gulbenkian.
Een uitermate interessant verhaal van Geert Brabant, over een bijzondere man in een bijzondere tijd. Met veel plezier gelezen.
🙏
Hele interessante man. De journalist José Rodrigues dos Santos heeft 2 romans geschreven over Calouste Gulbenkian. Allereerst: O homem de Constantinopla en daarna Um Milionário em Lisboa. Het geeft een goed inzicht in een enerverend tijdperk.
Inderdaad Myriam, boeiende lectuur die niet te hoogdravend is voor anderstaligen. Nog niet in het Nederlands vertaald, wel in het Engels en Frans.
Chapeau voor Geert Brabant, prachtig artikel!
🙏