In de Europese Unie bestaan er aanzienlijke verschillen tussen landen als het gaat om inkomensverdeling en levenskwaliteit. Portugal, Nederland en België zijn daar een goed voorbeeld van. Hoewel alle drie de landen deel uitmaken van dezelfde economische unie, ervaren inwoners een heel andere realiteit als het gaat om inkomen, toegang tot gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting. In deze bijdrage zoom ik in op hoe ongelijkheid zich in deze landen manifesteert en wat dat betekent voor het dagelijks leven van hun inwoners.
De kloof tussen arm en rijk
Portugal kent een relatief ongelijke inkomensverdeling. Volgens cijfers van Eurostat verdient de rijkste 20% van de bevolking ongeveer vijf keer zoveel als de armste 20%. Dit is de zogenoemde S80/S20-ratio en deze bedraagt in Portugal 5,2. In Nederland ligt deze ratio lager, rond de 3,7, wat betekent dat de kloof tussen rijk en arm daar iets minder groot is. In België is deze ratio 3,5, in Brussel hoger (5,0).
Om dit in perspectief te plaatsen: in Portugal bezit de rijkste 20% zo’n 40% van het totale nationale inkomen, terwijl de armste 20% slechts 7% voor zijn rekening neemt. In Nederland is die verhouding iets gelijkmatiger: de rijkste 20% bezit zo’n 35%, terwijl de armste 20% ongeveer 9% heeft.
Wat ook opvalt, is het verschil tussen het gemiddelde en het mediane vermogen in Portugal. De gemiddelde rijkdom per volwassene ligt daar rond de € 142.385, terwijl de mediaan slechts €70.649 bedraagt. Dat betekent dat een kleine groep extreem rijken het gemiddelde fors omhoogtrekt, terwijl het merendeel van de bevolking ver onder dit bedrag blijft.
Het verschil tussen het gemiddelde en de mediaan is essentieel om goed te begrijpen wat zo’n zin zegt over rijkdom in Portugal. Gemiddelde rijkdom wordt berekend door alle rijkdom van volwassenen in Portugal op te tellen en te delen door het aantal volwassenen. Het probleem: extreem rijke mensen trekken dit gemiddelde flink omhoog. Dus hoewel het cijfer hoog lijkt, betekent het niet dat de meeste mensen zóveel bezitten. Mediane rijkdom is het middelste cijfer als je iedereen rangschikt van arm naar rijk. De helft van de volwassenen heeft dus minder dan dat bedrag, de andere helft meer. Dit geeft een veel realistischer beeld van wat een ’typische’ volwassene bezit.
De grote kloof tussen gemiddelde en mediaan wijst erop dat rijkdom in Portugal ongelijk verdeeld is: een kleine groep bezit extreem veel (zoals die miljonairs), terwijl de meerderheid aanzienlijk minder heeft. Dat maakt de mediaan vaak een betrouwbaardere maatstaf voor het ‘echte’ niveau van welvaart in een land.
De GINI
De GINI-index meet inkomensongelijkheid: 0 betekent perfecte gelijkheid, 100 betekent maximale ongelijkheid. Hoe hoger de index, hoe schever de inkomens verdeeld zijn. Het is een veelgebruikte maatstaf om sociale ongelijkheid tussen landen of binnen een land te vergelijken.
Wereldwijd zijn er landen met extreme ongelijkheden, met name in Zuidelijk Afrika en in Latijns-Amerika. Op deze site is dit goed te zien. In Europa zijn er ook grote verschillen tussen landen.

Portugal heeft in 2025 een GINI-index van 35%, iets gedaald ten opzichte van 2020. Nederland scoorde 26% in 2025, België vrijwel identiek met 27% wat duidt op een relatief lage ongelijkheid. De trend in Nederland en België is stabiel sinds de jaren 90, met lichte schommelingen.
Armoedegrens en bestaanszekerheid
Een andere belangrijke graadmeter voor ongelijkheid is het percentage mensen dat onder de armoedegrens leeft. De EU hanteert hiervoor 60% van het mediane inkomen als drempel. In Portugal leeft ongeveer 20% van de bevolking onder deze grens, wat wijst op een reëel risico op sociale uitsluiting. In Nederland ligt dit aandeel lager, op ongeveer 13%. In 2024 leefde 11,5% van de Belgische bevolking onder de armoededrempel.
Deze armoede vertaalt zich in onzekerheid over dagelijkse zaken zoals huur, gezondheidszorg en onderwijs. Hoewel Portugal relatief lage woonlasten kent vergeleken met Nederland, staan die lasten niet in verhouding tot de lage inkomens. Dat maakt het vooral voor alleenstaanden, jonge gezinnen en gepensioneerden moeilijk om rond te komen.
Wonen: toegankelijk maar kwetsbaar
In Portugal zijn de kosten voor wonen in absolute zin lager dan in Nederland, maar het beschikbare inkomen is dat ook. Een minimumloon van rond de €870 per maand laat weinig ruimte voor huur, zeker in populaire regio’s als Lissabon of Porto. Betaalbare sociale huur is schaars en er is beperkte overheidssteun voor mensen met lage inkomens.

In Nederland liggen de huurprijzen hoger, maar dankzij huursubsidie, sociale woningbouw en een hoger minimumloon (€2.070 bruto per maand) is de verhouding tussen inkomen en woonlasten beter geregeld voor kwetsbare groepen. In België bedraagt het minimumloon sinds februari 2025 €2.111,89 bruto per maand. Hoewel Nederlanders gemiddeld meer verdienen, geven ze ook een groter deel uit aan wonen. Belgen houden gemiddeld iets meer over na huur, vooral dankzij lagere huurprijzen en een iets lager percentage van het besteedbaar inkomen. Toch kent ook Nederland een tekort aan betaalbare woningen, vooral in de Randstad, net als in België in de grote steden.
Eurostat geeft een overzicht van de woonkosten in de landen van de EU.
Gezondheidszorg: universeel, maar ongelijk
Elk van de drie landen de landen bieden universele toegang tot gezondheidszorg, maar het serviceniveau verschilt aanzienlijk. In Portugal zijn de uitgaven per hoofd van de bevolking veel lager dan in Nederland. Dat merk je aan langere wachttijden, minder specialistische zorg, en onderbemanning in ziekenhuizen – vooral buiten de grote steden.

In Nederland daarentegen is de gezondheidszorg één van de best gefinancierde en meest toegankelijke in Europa. Via verplichte zorgverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen is de toegang grotendeels gegarandeerd, hoewel ook hier zorgkosten soms een knelpunt zijn voor mensen met lage inkomens of chronische aandoeningen.
België bevindt zich qua zorgniveau tussen Portugal en Nederland in: beter gefinancierd en toegankelijker dan Portugal, maar met iets minder efficiëntie en coördinatie dan Nederland.
De Europese Commissie publiceerde gezondheidsprofielen voor EU landen.
Onderwijs: gratis, maar met verschil in kwaliteit
Het onderwijs in Portugal is in principe gratis, maar de middelen zijn beperkter dan in Nederland. Dat leidt tot grotere klassen, minder ondersteuning voor leerlingen met achterstanden, en lagere salarissen voor leraren. Vooral kinderen uit arme gezinnen hebben vaak minder kans op goed onderwijs, wat de sociale ongelijkheid van generatie op generatie versterkt.

Nederland scoort beter: het onderwijs is goed gefinancierd, breed toegankelijk en sterk gericht op gelijke kansen. Hoewel ook daar verschillen bestaan tussen scholen en regio’s, is de kloof kleiner en zijn de opleidingsmogelijkheden uitgebreider, van beroepsonderwijs tot universiteit.
België bevindt zich qua onderwijskwaliteit tussen Portugal en Nederland in. Het systeem is goed uitgebouwd, maar kampt met uitdagingen rond gelijke kansen, lerarentekorten en regionale verschillen.
De Europese Commissie vergelijkt onderwijssystemen in de EU-landen.
Wat betekent dit alles?
De inkomensverschillen in Portugal zijn aanzienlijk groter dan in Nederland en België. En deze kloof beperkt zich niet tot het salarisstrookje: ze sijpelt door naar bijna elk aspect van het dagelijks leven. Van de kans op armoede tot het gemak waarmee men een huis vindt, een arts bezoekt of kinderen onderwijs laat volgen.
Nederland heeft een stevig vangnet: progressieve belastingen, toeslagen en publieke voorzieningen egaliseren inkomensverschillen. Portugal biedt dat in mindere mate. Dat maakt het Portugese systeem kwetsbaarder voor economische schokken en laat grotere groepen mensen achter op het gebied van welzijn en toekomstkansen.
België bevindt zich in een tussenpositie: het vangnet is robuust, maar niet waterdicht. De uitdaging ligt in het versterken van sociale mobiliteit en het aanpakken van hardnekkige ongelijkheden die niet altijd zichtbaar zijn in de statistieken.
Dat gezegd hebbende: Portugal biedt ook veel. De levenskwaliteit voor mensen met een stabiel inkomen is hoog. Het tempo van leven is lager, de sociale cohesie sterk, en het klimaat aantrekkelijk. Maar voor wie aan de onderkant van de inkomensverdeling zit, zijn de obstakels om vooruit te komen aanzienlijk groter dan in Nederland.
Het zijn drie landen in hetzelfde Europa, met verschillende startpunten én systemen. Wat ze verbindt, is de uitdaging om welvaart eerlijker te verdelen. Want de kloof dichten is niet alleen een economisch, maar ook een moreel vraagstuk.




Bedankt voor dit goed geschreven artikel!
Ik vraag me wel af hoe men aan het gemiddelde en mediane vermogen in Portugal is gekomen. Ik heb gemerkt dat je in je Portugese belastingaangifte weliswaar rente, dividend en al je bankrekeningen moet noemen, maar je hoeft niet in te vullen welk bedrag er op een bankrekening staat. Dit in tegenstelling tot Nederland, waar je voor box 3 elk dubbeltje moet specificeren.
En wat betreft de inkomenscijfers, er is in Portugal een vrij grote zwarte economie. Dat inkomen zal niet meegenomen zijn in deze cijfers lijkt me. Dat betekent dat het werkelijke inkomen toch wat hoger is.
Grappig genoeg is de zwarte economie in Nederland groter dan in Portugal (volgens gegevens van de EU), maar het verschil is wel dat het in Nederland vooral om drugsgeld gaat, terwijl in Portugal het de kleine zelfstandigen zijn die niet alles netjes opgeven. Dus in die zin is je commentaar terecht, die kleine beetjes helpen de ‘juiste’ mensen.
De vermogensgetallen krijgen de statistici gewoon van de banken, via de inkomstenbelasting zou niet werken, ook in Nederland doet immers niet iedereen aangifte.
Dank voor lof.
Portugal kent geen “box 3” vermogensbelasting, behalve voor een paar uitzonderingen.
Een prima overzicht, Henk, mooi samengesteld.
Zullen zeker allerlei kanttekeningen bij te plaatsen zijn (het blijven statistieken), maar de tendensen in het artikel zijn overduidelijk.
Dank.
👍🏻
België bevindt zich qua onderwijskwaliteit tussen Portugal en Nederland in. Het systeem is goed uitgebouwd, maar kampt met uitdagingen rond gelijke kansen, lerarentekorten en regionale verschillen.
Daarom komen er zeker zoveel Nederlanders in België studeren.
Bedankt voor dit heldere inzicht Henk!
🙂