‘Overal in het centrum van Lissabon zag je vluchtelingen’, schreef de correspondent van de New York Times in Lissabon. Vooral op het Rossio waren ze te vinden, om dagelijks de informatie over het verloop van de oorlog te horen. Overal waren kranten in kiosken te krijgen in het Frans, het Engels en in vele andere talen. Lissabon werd een kruispunt van internationale spionnen, speculanten, diplomaten, industriëlen en emigranten, schreef journalist Heinz Wisla. Hij voegde er aan toe dat in deze gastvrije hoofdstad de joden wachtten op inscheping naar verschillende plaatsen ter wereld ‘om voor altijd Europa de rug toe te keren.’
Deel 1 van Hoopvolle haven in de Tweede Wereldoorlog
Nieuwe economische activiteiten
Wie in Portugal aankwam kreeg verzoeken om hulp van de thuisblijvers en zo werd koffie, chocolade en cacao naar Italië, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen en België verzonden.
Sommige Portugezen die verbonden waren met in- en export maakten winst met de oorlogshandel. Om de oversteek te kunnen maken moesten vluchtelingen voor een lage prijs bezittingen verkopen, zoals de auto waarmee ze naar Portugal waren gekomen. Dat werd een winstgevende handel. Ook via advertenties zoals: ‘Katholieke dames verkopen bontjas’ of ‘Huis te koop wegens vertrek naar Buenos Aires’. Ambtenaren van een consulaat werden rijk met de verkoop van visa of andere documenten. Zo ontving de PVDE de klacht van een Fransman die 56.000 escudos had betaald om visa en tickets bij Wagon-Lits te reserveren.
De Portugese context
Hoewel Antoine de Saint-Exupéry had opgemerkt dat in dit land geen uitsluitingen op religieuze of racistische gronden bestonden – behalve in de Afrikaanse koloniën – waren er wel andere manieren van buitensluiten: het Portugese regiem hield de meerderheid van zijn bevolking buiten bereik van economische, sociale en politieke voordelen. Het onderdrukte zijn burgers en hield politiek-andersdenkenden in zijn greep door gevangenneming en martelen van de tegenstanders van het regiem. Ondanks een gedeeltelijke amnestie waardoor in 1940 veertig politieke gevangenen vrij werden gelaten, ging de onderdrukking tijdens de oorlogsjaren door en vielen er enkele doden in de gevangenissen en het concentratiekamp van Tarrafal op de Kaapverdische eilanden.
Uitgeput
Maar in de jaren veertig was Portugal het Europese land met het hoogste geboortecijfer en ook het land waar op elke duizend geboortes meer dan 140 onwettig waren en een op de tien zuigelingen in hun eerste levensjaar stierven. Deze kindersterfte, ook hoger dan in de andere Europese landen, vatte de miserabele situatie samen waarin een groot deel van de Portugese bevolking leefde.
Hetzelfde gold voor het hoge percentage analfabetisme dat een ander voorbeeld van armoede en achterstand was. In 1940 kon bijna de helft van de bevolking en meer dan de helft van vrouwen boven de zeven jaar niet lezen of schrijven.
Armoede
Gastvrijheid, vrijgevigheid, zielsverwantschap en gebrek aan antisemitische gevoelens waren de voornaamste kwaliteiten die altijd door de vluchtelingen werden gewaardeerd. Toch begonnen hen ook negatieve zaken op te vallen. Armoede, onwetendheid, vooroordelen, onderdrukking van vrouwen en diepe sociale ongelijkheid in een afgesloten maatschappij zijn er enkele van. In het centrum van Lissabon was een enorm leger aan haveloos geklede kinderen, zonder schoenen, te zien dat al heel vroeg met kranten liep te venten of werkte voor een habbekrats. De meisjes lieten honger en arbeid op het platteland achter zich om te gaan werken als dienstmeid bij stedelingen. Jongens van ongeveer acht jaar werden gezien op de steigers van bouwwerven. Of bij een kruidenier waar zij dag en nacht werkten in ruil voor eten en een slaapplaats.
In een getuigenis over de aanwezigheid van vluchtelingen in Caldas da Rainha beschreef Hermínio de Oliveira het ellendige leven van werkende kinderen in die jaren. Zo was er de metselaarsknecht, die met een grove jutezak over zijn hoofd liep om zijn rug te beschermen tegen het gewicht van zes dakpannen, en daarmee de steiger op en af klom in een hachelijk evenwicht.
Andere kinderen voegden zich bij oudere kinderen om te bedelen of ze werden schoenpoetser.
Salazar, wiens norm was ‘wat het lijkt is het ook’, wilde in de straten de schijn van misère wegwerken door de bedelaars de stad uit te sturen of hen ergens te interneren ofwel door veel ondoenlijke verboden in te voeren. Zo was het verboden zonder schoenen te lopen, te bedelen en gratis te reizen met openbaar vervoer. In 1940 was Lissabon een stad met meer dan achthonderdduizend inwoners, bestaande uit een kleine arbeiderselite en een meerderheid van analfabeten zonder een beroepsopleiding, met een zeer laag salaris en zonder vakbondsrechten, en markthandelaren en knechten die per karwei werkten. Deze woonden in de industriegebieden Alcântara, Alto de Santo Amaro of in de sloppenwijken van Graça en Alfama. In 1940 was het gemiddelde salaris van een Portugese arbeider onvoldoende om zelfs maar in drie kwart van het voedsel voor de familie te voorzien. Vanaf 1943 moesten de Portugezen net als de vluchtelingen rekening houden met een extreme verhoging van de kosten van levensonderhoud.
In deze ongezonde wereld van ondervoeding en ellende verbreidde tuberculose, tyfus, venerische ziektes en alcoholisme zich onder volwassenen. De kindersterfte was hoog; kinderen waren uiteraard de voornaamste slachtoffers. De Estado Novo die de morele voordelen van bescheidenheid en nederigheid preekte en de deugden van het corporativisme propageerden, deed weinig om dit alles tegen te gaan. Sociale voorzieningen waren slechts bestemd voor een zeer kleine minderheid van ambtenaren en leden van de nationale vakbonden, terwijl de kinderbijslag die in 1942 was ingesteld alleen werd verleend aan stedelijke arbeiders ‘met een gewettigd samengesteld gezin’.
Echtparen hadden gemiddeld vier kinderen terwijl de ideologie van het regiem propaganda voerde voor grote gezinnen zonder hen subsidie te verlenen. Pas in 1944 toen de protesten toenamen bereidde de Estado Novo een Statuut van Sociale Bijstand voor, hoewel de armen vooral moesten rekenen op de particuliere hulp en individuele liefdadigheid.
De welgestelden gebruikten als verdediging de uitdrukking tenha paciência (heb geduld).
Simone de Beauvoir die eind februari 1945 in Lissabon aankwam (niet als vluchteling), beschreef haar indruk over Portugal in haar boeken Les Mandarins en La Force des Choses. Zoals het gedrag van de rijke dames die in de pastelaria Suíça aan het Rossio een aalmoes weigerden te geven met de uitdrukking ‘tenha paciencia’. Zij verbaasde zich dat er zoveel rijke mensen in Portugal leefden. De gesprekspartner in Les Mandarins antwoordde dat het ‘een arm land was waar rijke mensen woonden’.
Velen moesten zich behelpen met werk in onderneminkjes en winkeltjes in een gemeenschap waar geen middenklasse bestond. Lissabon leek op een dorp ‘waar bij die kleine kruideniertjes alles aan het plafond hing’. Er bestond geen gewoon restaurant te midden van ontelbare melkwinkels, kruideniertjes en taveernes waar klanten zich in de schulden staken. Wel waren er enkele luxe restaurants zoals in het Bairro Alto de Adega Mesquita, Farta Brutos en Primavera. Zelfs een minderheid van hoge ambtenaren leefden niet in luxe want er bestond een cultuur van besparing en geen uiterlijk vertoon zoals dat door Salazar was opgedragen.
Vluchtelingen die kort in Portugal verbleven kwamen op straat, bijvoorbeeld in de benedenstad (Baixa) of de Avenida da Liberdade, slechts kort in contact met Portugezen. Soms begonnen de nieuwkomers winkeltjes met specialiteiten uit hun eigen land, zoals Bulgaarse of Oosterse yoghurt. Ook Hongaars gebak werd door vluchtelingen geïntroduceerd. Zo begon een Weense vluchteling een restaurant met Apfelstrudel, waar alleen andere vreemdelingen kwamen.
Nieuwe gewoontes
De Portugese schrijver Alves Redol beschreef de invloeden van de nieuwkomers. Om van de zon te genieten sleepten vluchtelingen stoelen naar buiten en zetten tafels op de stoep. De manager stond dit toe om geen klanten te verliezen. De keurige Portugese dames schaamden zich voor al die uitgestalde blote benen. De heren hadden er geen probleem mee. Daar begrepen de vrouwelijke vluchtelingen dan weer niets van. Vrouwen alleen werden niet bediend in pastelaria Suíça. Portugese mannen volgden deze vrouwen. Het Noord-Amerikaanse State Department verspreidde onder zijn diplomaten in Lissabon een folder die hen afraadde het woord te richten tot een Portugese vrouw zonder man of ook maar lang naar vrouwen te kijken.
Die buitenlandse gewoontes werden behoorlijk bekritiseerd en vooral de buitenlandse vrouwen waren schaamteloos, ze bezochten cafés net als de mannen. En zij introduceerden de tulband, kort haar ‘op z’n ‘vluchtelings’, schoenen met kurkhak en korte rokken. Hun voorbeeld volgend gingen Portugese jongeren ook in hun eentje naar cafés, bioscoop en de straat op zonder kousen, handschoenen of hoed op. De clerus maakte zich zorgen over de invloed die dit had op de Portugese moraal. Bovendien leken ze al met meer make-up opgemaakt te zijn en waren begonnen met in het openbaar te roken!
Toen de Estrada Marginal werd geopend ontstonden op weg naar de stranden van de Costa do Sol ware excursies van voyeurs! In Figueira da Foz in 1942 meldde het bulletin van de vrouwenafdeling van de Portugese jongerenorganisatie Mocidade dat de vrouwelijke vreemdelingen een tweedelig zwempak droegen! En de heren mochten zich niet op de stranden vertonen met ontbloot bovenlijf! Het ministerie van Binnenlandse Zaken vaardigde een reglement uit over zwemkleding en de Portugese politie hield de uitvoering ervan in de gaten.
Hollywood aan de Taag
In de jaren veertig was de bioscoopzaal bij uitstek het middel om propaganda te voeren. Met name de Amerikaanse cinema had het publiek veroverd dat de realiteit en vrijheden van de American way of life had leren kennen, waar Salazar zo’n hekel aan had. In 1939 werden in Lissabon meer dan 130 Amerikaanse films vertoond, meer dan Franse, Duitse en Engelse films samen. Ook overtrof bijvoorbeeldYou can’t Take it With You van Frank Capra met een drie wekenlange vertoning het succes van twee films van Leni Riefenstahl over de Olympische Spelen in Berlijn in 1936, die twee weken draaiden in S. Luís.
Toch had de Duitse cinema echt wel enige populariteit onder het Portugese publiek omdat die films niet rechtstreeks het Duitse regiem verdedigden en meestal comedies waren met populaire actrices als Zarah Leander en Marika Rökk. Deze laatste was in 1943 in Portugal en haar film Vrouw van mijn Dromen zorgde het jaar erop zeven weken lang voor een uitverkochte zaal.
Wel werden films over het nazi-regiem en de Duitse oorlog vertoond zoals de antisemitische film Jud Süß van dezelfde Riefenstahl. Maar dit soort films bereikten nooit de populariteit van Amerikaanse en Engelse films als Mrs. Miniver in 1942, en In which we Serve in 1943.
Boven oorlogsfilms verkoos het publiek films als How Green was My Valley van John Ford die in 1941 twee Oscars kreeg voor regie en beste film. In maart 1944 gaf het blad Filmagem de uitslag over de meest gewaardeerde films van het jaar daarvoor: Gone with the Wind en Spitfire met o.a. Leslie Howard. Deze acteur was op de première in Lissabon aanwezig waar hij in juni 1943 zijn laatste vliegtuig nam, want in de Golf van Biscaye werd dat neergeschoten door Duitse jachtvliegtuigen. De Duitsers dachten dat Winston Churchill daarin vloog. Aan boord van dit vliegtuig zat ook de Shell-directeur Shervington met een van de agenten van de Britse geheime dienst SIS; die had ook het doelwit van de Duitsers kunnen zijn. De Joegoslavische persattaché die na de invasie was gevlucht naar Portugal vertelde dat de Portugezen beschikten over passagierslijsten die in Engelse en Duitse vliegtuigen vertrokken zodat spionnen konden besluiten welk toestel moest worden neergehaald. De keus viel op het toestel waarin de acteur reisde.
Deze serie van drie artikelen is gebaseerd op het boek Judeus em Portugal durante a II Guerra Mundial van Irene Flunser Pimentel, verschenen bij uitgeverij A Esfera dos Livros. Het boek is in Portugal verkrijgbaar o.a. bij FNAC en bij Livraria Bertrand. In Nederland en België is het o.a. verkrijgbaar bij Amazon.nl
Deel 1 van Hoopvolle haven in de Tweede Wereldoorlog
Deel 3 van Hoopvolle haven in de Tweede Wereldoorlog
Robert Kruzdlo zegt
Op mijn fietstocht in 1975 had ik het een en ander vernomen en gelezen. Ik heb toen ook de sloppenwijk in Lissabon bezocht, die, allang had moeten verdwijnen en wat toen niet lukte. Nu is er een nog grotere krottenwijk in Lissabon bijgekomen. Verschrikkelijk. Maar terug naar het onderwerp. Deze tekst vond ik: In de jaren voor de oorlog vluchtten al groepen Nederlandse Joden – vooral welgestelde ondernemers uit de diamantindustrie – naar Lissabon. Zij zagen de bui al vroeg hangen. Uit Portugese cijfers blijkt dat in de periode 1934-1938 in totaal 1990 Nederlanders Portugal binnenkwamen. 2196 mensen reisden door naar landen als Zuid-Afrika, de Verenigde Staten en Argentinië. Deze tendens zette zich voort in 1939: 1956 Nederlanders ontscheepten zich in de haven van Lissabon, terwijl 11271 landgenoten verder reisden, waaronder velen die via land Portugal bereikt hadden. In Lissabon liepen ze alle legaties, consulaten en ambassades af om visa te bemachtigen voor bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Dit was vaak een moeizaam proce