Een groot misverstand over Lissabon is de opvatting dat de stad een ‘witte stad’ is. Deze bijnaam dankt de stad voornamelijk aan de film Dans la ville blanche, die in 1987 door de Zwitserse regisseur Alain Tanner werd opgenomen. Met in de hoofdrol Bruno Ganz, eveneens een Zwitser. De film staat op YouTube, in de originele versie. Dus niet ondertiteld, maar er wordt nauwelijks in gesproken, dat scheelt. Een Lissabon uit vervlogen tijden, romantisch, nostalgisch en met weemoed over die goeie ouwe tijd.
Lissabon was en is dus geen witte stad. Ook al doet de toeristenindustrie alsof, want die gebruikt dit epitheton graag als marketinginstrument. En het helpt niet dat er Lisbonenses zijn die boos zijn over deze simplificatie. ‘Tanner heeft Lissabon gefilmd alsof het een Noord-Afrikaanse havenstad is’ zegt de schilder João Abel Manta. En José Pires Cardoso die tot de beste kenners van de stad heeft behoord. In zijn ‘Lissabon, een logboek’ verwijt hij de Zwitserse filmmaker blind te zijn. “De geciviliseerde cineast Alain Tanner draaide er niet omheen en noemde het hier eenvoudig de Witte Stad. De Witte Stad, stekeblind die lumière-Tanner. Dat wit van hem, is dat kleur of een metafoor? Buit het de onstuimigheden van een licht uit dat zich nooit op dezelfde plaats op hetzelfde ogenblik en in dezelfde kleur herhaalt?” Maar toch; het beeld van Witte Stad heeft zich inmiddels in de hoofden van veel buitenlanders vastgezet.
Maar welke kleuren zijn dan de kleuren van Lissabon? José Cardoso Pires weet het niet. “Over de kleur van Lissabon kun je zeggen dat zelfs kleurenblinden het niet eens worden hierover”. En: “… de kleur van onze stad is een probleem voor onze schilders”.
Fernando Pessoa begint er al helemaal niet over in zijn uitnodigende stadsgids: ‘Lissabon, wat de toerist moet zien’.
Ook Paul van Nevel doet er het zwijgen toe in zijn boek : ‘Dertig jaar verslaafd aan Lissabon’.
In de middeleeuwen en nog tot de aardbeving (1755) vertoonde Lissabon zich als een kleurrijke stad. Lisboa colorida. Maar na die periode verarmde de stad zodanig dat veel gebouwen hun kleur allengs verloren. Hetgeen versneld werd door het gure klimaat bij tijd en wijle. Daardoor zagen veel gebouwen er verwassen en grijsachtig uit. Wat bij het naderen van de stad, door het glinsterende, parelende zonlicht op het water, bij sommigen de suggestie zou kunnen wekken van een witte uitstraling.
Veranderingen in de huidige tijd
In de afgelopen decennia is er echter de nodige moeite gedaan om de originele kleuren weer terug te brengen in de stad. Zo werden in de tijd van ‘Lissabon, cultuurhoofdstad van Europa’ een aantal gebouwen tussen het Praça Principe Real en het Rato met levendige kleuren opgesmukt. Deze kleuren zijn weliswaar niet historisch correct, maar hun uitstraling zorgde voor een kettingreactie. Want er is intussen meer onderzoek gedaan naar de wél correcte kleuren en naar de gebruikte verf van toen. Het lukte vakmensen om van oude, oorspronkelijke kleine verfresten de scheikundige samenstelling te achterhalen. Met deze ‘nieuwe’ verf is bijvoorbeeld het Terreiro do Paço beschilderd in geel.
Welke kleuren horen bij welk gebouw?
In zijn boek ‘Lissabon” schrijft Werner Herzog (journalist) dat er drie hoofdtinten zijn. Zachtroze, gemengd met een scheut wijnrood, okergeel met een druppel citroen en het zeldzamer voorkomende lindegroen.
Het zou waar kunnen zijn. want ooit symboliseerden deze drie kleuren de heersende klassen. Het koningshuis verfde zijn bezittingen roze, de kerk zijn kloosters en kerken geel en het stadsbestuur alle overheidsgebouwen groen. Maar zo precies als hij het hier analyseert, is het nooit gegaan. Veel vaker, maar zeker na de val van de monarchie, is er sprake van een vrolijke babylonische kleurverwarring. Te zien aan wat er gebeurde met het Terreiro do Paço. Binnen een halve eeuw wisselde de kleur van de gebouwen van groen naar geel, vervolgens naar roze en dus nu weer naar geel. In ieder geval is eenieder vrij om zelf de kleur te kiezen waarin hij wil schilderen. Bij alle overbodige bureaucratie in Portugal is er de welkome uitzondering dat er enkel maar adviezen gegeven worden aan degenen die erom vragen. Er zijn geen richtlijnen of decreten die nageleefd moeten worden. De adviezen worden gegoten in een Manual de Reabilitação do Património, of zoals bij de Bairro Alto in een Manual de Apoio à Reabilitação dos Edifícios do Bairro Alto.
Tot slot, gewaardeerde lezer, nog een advies van mijn kant: let er vanaf nu speciaal op, bij een bezoek aan Lissabon. Op die expressieve kleurencocktail waarin de stad zich spiegelt.
Bronnen:
- José Cardoso Pires: Lissabon, een logboek. Tweedehands te koop bij Bol.com
- Fernando Pessoa: Lissabon, wat de toerist moet zien. Tweedehands te koop bij Bol.com
- Paul van Nevel: Dertig jaar verslaafd aan Lissabon. Tweedehands te koop bij Bol.com. Ook aanwezig in een tiental openbare bibliotheken in Nederland.
- Werner Herzog: Lissabon: Literarische Streifzüge durch die Stadt. Tweedehands te koop bij Bol.com.
Bron: de serie ‘esse ditosa língua’ van Peter Koj in de Portugal-Post
Lia Storm zegt
Waarom zou een stad (welke dan ook) een kleur moeten hebben? En ja, het is waar, er zijn hier heel veel witte gebouwen, vast ook wel in Lissabon. Maar die zijn weer gesierd door gekleurde randen, om deuren en ramen, als een soort spatrand etc. Heel gezellig allemaal!
Ina zegt
De spatranden om ramen en deuren heten Barra’s, (is ons verteld) en zijn er om boze “dingen” buiten te houden.