De auto-industrie is heden ten dage een internationale aangelegenheid geworden. In Portugal worden jaarlijks meer dan 300.000 wagens gebouwd, maar het gaat om bijna uitsluitend buitenlandse merken. Het overgrote deel is dan ook bedoeld voor de export, overwegend binnen Europa. De wereldwijde handelsoorlog, ontketend door Donald Trump, wordt na zijn zogenaamde Liberation Day [sic] uitgebreid met ondermeer importheffingen op wagens die niet in de VS geproduceerd werden. Daar zullen dan weer tegenreacties op komen en misschien is dit hét moment om in Portugal opnieuw te gaan nadenken over de productie van een eigen automerk. Uiteraard is dit niet evident in een land met nauwelijks tien miljoen inwoners, maar misschien valt een samenwerking met andere kleine (lage?) landen te overwegen. Klinkt misschien vreemd, maar geloof me vrij, Portugal heeft al enige ervaring op dit vlak. Het moet dan echter wel gaan om een populaire wagen en niet iets als de exclusieve high-performance Portugese supercar Adamastor (prijskaartje 1,6 miljoen euro, exclusief taksen).

Het land heeft altijd wel iets gehad met autoproductie. Na de invoer van het eerste automobiel in 1895, een Panhard & Levassor, werden al vrij snel prototypes ontwikkeld voor Portugese wagens. Het was echter wachten tot 1914 op het eerste Portugese model dat geregistreerd en gecommercialiseerd werd. Dit brengt ons eigenlijk wel bij mijn suggestie tot samenwerking met de Lage Landen, maar daarover straks meer.
Van sportwagens tot microkarretjes

Verschillende Portugese automerken, waarvan een flink aantal slechts in kleine aantallen of voor korte periodes werden geproduceerd, zijn ooit op de markt geweest. In de jaren 1930 tot 1960 waren dat meestal sportwagens, maar de ontwerpers werden niet geholpen door de bureaucratie en heel dikwijls strandde het opzet op de tekentafel of bij een prototype. Bovendien werden vanaf de jaren zestig de toegelaten PK’s verhoogd, wat de weg vrijmaakte voor o.a. Porsche, waardoor de nationale merken werden weggeconcurreerd. Begin jaren tachtig kwam het merk Sado op de proppen met een mini-auto voor Zé Povinho (Jan met de Pet). Onder de motorkap, of eerder het kapje, zat een Daihatsu motor van amper 547cm³. Het werd een populair wagentje tot omstreeks 1985, maar kon toen ook niet meer op tegen betere modellen met meer comfort uit het buitenland.

Historische Portugese automerken
Dit is een summiere selectie uit wat in Portugal tijdens de vorige eeuw geproduceerd werd.
- Alba. In Albergaria-a-Velha werden deze sportwagens gebouwd van 1952 tot eind jaren vijftig. Oorspronkelijk op basis van een Fiat model , maar vanaf 1955 met de eerste in Portugal geproduceerde motor. Daarmee was het merk oorspronkelijk concurrentieel, maar in 1961 reed de laatste Alba zijn ultieme race.
- DM. Racewagens geproduceerd van 1951 tot 1955 door Federal Auto Lda op basis van de Fiat 1100. Er werden zeven verschillende modellen van gemaakt.
- Edfor. Het eerste Portugese merk dat ook gebouwd werd in eigen land, in 1937 door Eduardo Ferreirinha in Porto. Hij gebruikte Ford motoren, vandaar de naam EDuardo FORd. Van het model Grand Sport werden slechts vier stuks gemaakt. De bekende cineast Manoel de Oliveira reed er wedstrijden mee en won zo op 15 augustus 1937 de Formule 1 Grand Prix van Estoril.

- Felcom. Gebouwd in 1933 door Eduardo Carvalho met onderdelen van Ford en Turcat-Méry. Eenmalig project van een piloot en automobielliefhebber.
- IPA en AGB. (Indústria Portuguesa de Automóveis). De IPA300, een kleine gezinswagen voor breed publiek, werd geproduceerd in Porto de Mós op basis van het prototype Lusito (1954) van AGB (António Gonçalves Baptista). Deze botste op een kafkaiaanse bureaucratie en verkocht het project aan IPA, dat verbeteringen aanbracht met een Britse Anzani motor van 300 cm³. Voorgesteld in 1958 maar ook door de verantwoordelijke minister in de kiem gesmoord.
- Olda. Geproduceerd vanaf 1954 in Águeda door Joaquim de Oliveira en populair in races. De naam is een contractie van OLiveira de Águeda. Zijn mekanieker Ângelo Costa zal later voor Alba de eerste Portugese motor bouwen.
- Sado. Ontworpen eind jaren zeventig en verkocht vanaf 1982 door de Grupo Entreposto, die het project van motorfabrikant Famel in Águeda overnam. Verantwoordelijk voor de Sado 550 (zie hierboven).
- Portaro. Contractie van Portugal en het Roemeense ARO (1976-1995). Produceerde een goedkope 4×4, die mede door de toenmalige slechte wegen erg populair werd. Won in 1982 de rally Paris-Agadir en eindigde het jaar daarop tiende in Paris-Dakar. Met tweeduizend verkochte stuks per jaar was het de eerste in serie geproduceerde wagen in Portugal. De crisis van de jaren negentig en het intrekken van subsidies betekenden echter einde verhaal.
- UMM (União Metalo-Mecânica). Productie 1977-1996. Het meest succesrijke verhaal in de reeks, met terreinwagens voor agrarische, industriële en utilitaire toepassingen, samen goed voor een productie van zo’n tienduizend stuks. Het merk werd ook bekend door deelnames aan de Paris-Dakar rally en de levering van de pausmobiel toen Johannes Paulus II in Portugal op bezoek kwam. Het doodvonnis werd echter getekend toen de Portugese gendarmerie overstapte op de Nissan Patrol die in Spanje werd gebouwd!

Het allereerste Portugese automerk, gemaakt in… België

Het meest intrigerende verhaal is echter dat van A.T.A. (Ateliers Teixeira Automobiles), het eerste Portugese automerk dat ooit werd geregistreerd, maar eigenlijk ook veel te maken had met de Lage Landen. Op het einde van de negentiende eeuw zijn de broers Alfredo en Henrique Dias Teixeira in Porto reeds actief als verkopers van de Engelse Raleighfietsen. Begin jaren 1900 raken ze echter ook geïnteresseerd in gemotoriseerde voertuigen en halen de licentie binnen als verdeler voor Noord-Portugal van het automerk Fiat.

De zaken lopen echter niet zoals gewenst en de broers beginnen na te denken over een eigen project voor een betaalbare wagen op maat van de Portugese klant, maar eveneens voor gebruik in de kolonies en Brazilië. Ze botsen echter al snel op een aantal obstakels voor wat het eerste 100% Portugees merk moet worden. Om te beginnen is er het gebrek aan gekwalificeerde arbeidskrachten, maar ook de nodige grondstoffen en de noodzakelijke infrastructuur voor de productie zijn in Portugal totaal ontoereikend. Opgeven is echter geen optie en als volbloed ondernemers komen ze in contact met de Nederlandse ingenieur Mathieu Van Roggen en zijn zoon Mathieu jr., die de Belgische nationaliteit heeft. Die zijn bereid om in het project te investeren en in 1910 wordt de bouw aangevat van een kleine werkplaats voor autoproductie in het Belgische Trooz.

In 1914 is het prototype van het model B16 HP klaar. De viercilinder haalt tot 70 km/uur, met een verbruik dat op 16 liter per 100 km wordt geschat. De broers zijn zo zeker van hun stuk dat ze ermee naar het eerste autosalon ooit in Portugal trekken, het Salão Automóvel in Porto, niettegenstaande de carrosserie nog dient opgebouwd te worden. Het wordt een succes want er worden 25 bestellingen genoteerd. De eerste wagen die bedacht, ontworpen en gebouwd werd door Portugezen wordt officieel geregistreerd en gaat in productie. De catalogus spreekt van in totaal vier modellen die op stapel staan, met kenmerken die beschouwd worden als de techniek voor het komende decennium.

De euforie maakt echter in de kortste keren plaats voor droeve ellende. De Eerste Wereldoorlog breekt uit, Duitsland valt België binnen, bezet de fabriek en slaat de droom van de broers Teixeira aan diggelen. Er zijn hoop en al drie wagens afgewerkt en geleverd in Porto, wanneer ze België moeten verlaten en hun fabriek achterlaten. Twee exemplaren zullen nog jaren het straatbeeld van Porto sieren, maar uiteindelijk is er niets overgebleven van noch het prototype noch de wagens. Alleen een zeldzame foto herinnert nog aan deze pioniers van de Portugese auto-industrie. Na de oorlog, in 1918, hebben de broers niet de middelen om verder te werken en de fabriek wordt in 1919 verkocht aan Mathieu Van Roggen jr. Hij zal op de as van A.T.A. het bekende Belgische automerk Imperia uitbouwen en later het legendarische Minerva overnemen. Na de oorlog krijgt de familie Teixeira via de Volkerenbond een vergoeding van tweehonderdduizend mark voor de geleden oorlogsschade, maar de productie bij A.T.A. zal nooit meer hervat worden.
Cinco Estrelas * * * * * – Van A(raújo) tot Z(ambujo)
Voor het muzikaal dessert blijf ik bij gemotoriseerd transport. Ik geef toe, ik ben een ‘kenner’ (🙂) van Portugese wijn en als ik een paar copos achter de kiezen heb, durf ik deze heren wel eens het ‘A tot Z van de Portugese muziek‘ noemen. Miguel Araújo en António Zambujo behoren beiden tot de populairste artiesten van de laatste jaren in Portugal. Miguel is er bovendien componist van een aantal van de grootste hits uit de recente muziekgeschiedenis. Nog voor hun carrière begon ontmoetten ze elkaar in een bar, de vriendschap was er onmiddellijk en is gebleven. Een tijdje terug vulden ze samen 28 keer de Coliseu concertzalen in Lissabon en Porto, iets waar niemand anders ooit in geslaagd is. Daarvan werd overigens in 2018 een schitterend live-album uitgebracht.
Araújo was voor hij solo ging de bezieler van de band Os Azeitonas, waarvoor hij ook Anda comigo ver os aviões (Kom met mij de vliegtuigen te zien) schreef, een nummer dat op het album Salão América (2009) staat. Na een cover voor de Portugese versie van Idool in 2012, werd het een hit en toen werd ook deze mooie versie uitgebracht met António Zambujo als gast.

heel interessant artikel over de Portugese auto industrie. Wat jammer dat het steeds mislukt is. Ook een heel mooi liedje als toetje (en handige vertaling). Bedankt Geert!
🙏🏾