Uit de vertaalpraktijk (15)
Laatst vroeg een klant aan me hoeveel werkwoordsvervoegingen er eigenlijk zijn in het Portugees. Hij werd helemaal gek van “al die rijtjes” en wilde weten welke vervoegingen je nou eigenlijk nodig hebt. Meteen werd me een boek onder de neus geduwd met alle Portugese werkwoorden op een rij… Ik kan me voorstellen dat hij daar moedeloos van werd.
Ik ben maar eens samen met hem gaan kijken. Tot mijn grote verbazing werd in het boek de 2e persoon meervoud nog vermeld. Dat is een persoon – vós – die weliswaar nog niet helemaal dood is maar wel op sterven na ligt. In dorpen en op het platteland hoor je de vorm nog wel veel, maar helaas vaak met onjuiste werkwoordsvervoegingen. Het is de Portugese vorm voor “jullie” (namelijk: jij – 2e persoon enkelvoud – in het meervoud). Maar gelukkig heeft de term “vocês”, 3e persoon meervoud en dus eigenlijk “u” meervoud, het stokje overgenomen en zo kun je alles wat er over “jullie” te vertellen valt, met vocês af. We kunnen dus perfect gelukkig leven zonder vós. Dat scheelt meteen een slok op een borrel, namelijk nog maar vijf personen, oftewel vijf vervoegingen per werkwoordstijd (x drie werkwoordsgroepen – de klant werd steeds vrolijker!) in plaats van 6 personen.
De personen
Als je weet dat de 3e persoon meervoud hoort bij de 3e persoon enkelvoud, dan kun je ook wel bedenken dat de vervoegingen van die personen erg op elkaar lijken, een aantal zeer onregelmatige werkwoorden daargelaten. Zet een -m achter de 3e persoon enkelvoud en je bent in 90% van de gevallen klaar – datzelfde geldt trouwens voor de uitspraak, maar bedenk daarbij dat de eind –m niet uitgesproken wordt als onze driepoot, maar zoals een ng-klank; nasaal maar niet de lippen op elkaar doen dus!
Ook de 2e persoon enkelvoud is overigens afgeleid van de 3e persoon – zet er een -s achter en klaar is Kee(s). Als je de 3e persoon nou eens even flink in je hoofd stampt, dan sla je dus meteen drie vliegen in een klap.
Blijven over de 1e persoon enkelvoud en meervoud. De nós-vorm is bijna nooit onregelmatig en is dus niet zo moeilijk te onthouden. De eu-vorm levert wel vaak problemen op, maar ja, helemaal voor niks kan het natuurlijk allemaal niet… Ook hier een toegift: Als je de eu-vormen eenmaal goed in je hoofd hebt, zijn de gebiedende wijs en de hele aanvoegende wijs een eitje (maar daar was de bewuste klant nog láng niet aan toe…).
De werkwoordgroepen
De werkwoorden zijn vervolgens te verdelen in drie groepen: eindigend op –ar, -er of –ir. Het enige werkwoord dat niet meedoet (pôr, en dus ook alle afgeleide werkwoorden daarvan) moet u op een regenachtige middag maar even in uw hoofd stampen.
De -er en -ir werkwoorden vertonen grote verwantschap, hetgeen aan de vervoegingen te merken is. Ken je een groep, dan is de andere groep half zo makkelijk. Wat ook nog opvalt is dat de (regelmatige) uitgang van de 1e persoon enkelvoud bij alle drie groepen gelijk is!
De tijden
Door naar de verleden tijd; waarom zijn dat er meteen twee? Ook in het Nederlands hebben we minstens twee verleden tijden: de o.v.t., ook wel de korte verleden tijd genoemd (bijvoorbeeld: kocht, liep, haalde, ging) en de v.t.t. of de lange, want samengestelde verleden tijd (heb gekocht, heb gelopen, heb gehaald, ben gegaan). Het gebruik van de o.v.t. is in grote lijnen vergelijkbaar met die van de Pretérito Imperfeito (PI) en die van de v.t.t. met de Pretérito Perfeito Simples (PPS). Het gebruik is zeker niet precies hetzelfde, daarover zal ik wellicht een volgende keer meer schrijven. Waar we in het Nederlands een samengestelde tijd gebruiken (en wat zijn die voltooid deelwoorden onregelmatig!), heeft het Portugees maar één woord nodig en dus: weer een rijtje van vijf personen.
De PI heeft als grote voordeel dat de meeste werkwoorden in deze tijd regelmatige vervoegd worden. Het verschil tussen de werkwoorden op –er en op –ir is helemaal weggevallen. Als je de vervoeging van het werkwoord “ir” (gaan) leert, weet je meteen de PI van bijna alle werkwoorden op –er en –ir.
De vervoegingen van de PPS zijn daarentegen een regelrechte ramp en zeker een aantal stampsessies waard, daar valt weinig aan te doen. De enige troost is dat de vervoeging van de 1e persoon meervoud gelijk is aan de tegenwoordige tijd! (Bij de –ar-groep hebben ze er voor de vorm en een klein beetje voor de uitspraak nog een accent op gezet, maar dat was voor de –er en –ir-werkwoorden niet meer nodig).
Nu mijn klant intussen van rood naar geel was verkleurd en langzaam weer bijkwam, leek het me een goed idee om de rest van mijn uiteenzetting te bewaren. Dus … wordt vervolgd!!!
Dick zegt
Dankjewel Karolien voor de beknopte en erg duidelijke uitleg. Hoe was het ook al weer, bomen en bos of zoiets… of moed en schoenen. De achterbuurvrouw vertelde deze week na de regenbuien iets over ‘o cabrito’ en ‘hadjie’. Ik begreep dat de geit moslim was geworden, terwijl Lilian doorhad dat de geit verkouden was. Ik kan niet wachten op het vervolg van PI en PPS, knuf, Dick
Patrick zegt
Hadjie betekent verkouden? Wat grappig. Ik weet niet hoe je moet uitspreken, maar als ik het probeer klinkt het heel erg als ‘hatsjie’.
Iris zegt
Al die vervoegingen, die soms ook nog eens op elkaar lijken, ik word er dol van. Zoals de laatste keer dat ik met onze buurvrouw sprak. Ze zei zoiets als “é um prazer vela”, en ik dacht: zeilen? Daar vind ik je helemaal geen type voor. Pas later bedacht ik me dat het “vê-la” moest zijn geweest, klinkt hetzelfde maar in betekenis een wereld van verschil! Leuke taal, Portugees, ik hoop het ooit nog eens echt goed te beheersen.
Ruud Harmsen zegt
Klinkt overigens niet precies hetzelfde, want vê-la heeft (zoals de schrijfwijze al aangeeft) de relatief gesloten (hoge) klinker, ê.
Vela daarentegen heeft in alle betekenissen de relatief open (lage) klinker, zoals in het woordje é.
Vela = zeil, kaars, wake, versluiert/(be)waakt.
Helaas geven lang niet alle woordenboeken dat aan. Ik controleerde het (want onthouden vind ik moeilijk) in een Langenscheidt Duits-Nederlands-Duits.
Bij de werkwoordsvormen zijn er regels voor (maar die zijn wel ingewikkeld): omdat ‘versluiert’ van ‘velar’ komt (werkwoord op -ar) is de klinker in vela en velam altijd open. Uitleg (in het Engels): http://rudhar.com/foneport/en/noteport/notep007.htm#VerbAr
Wolter Boelens zegt
Fijn om te zien dat je met de 3 meest voorkomende werkwoordsvervoegingen een heel eind kunt komen. Bovendien zijn de Portugezen (en Brazilianen) erg vriendelijk en uit ervaring weet ik dat zij het erg waarderen als je probeert hun taal te spreken.
Patrick Mortier zegt
Heel erg bedankt voor deze beknopte maar duidelijke uitleg!
dik Vermeulen. zegt
Prima uitleg.
Ben al een jaar aan het zwoegen en noch steeds kom ik problemen tegen.
Gelukkig helpen Portugezen graag maar hun uitleg moet ik ook naar het Nederlands vertalen om het te begrijpen.
Ik hunker naar een Nederlander die het Portugees kan uitleggen .
Is er een mogelijkheid ergens in Nederland waar Portugees geleerd en gesproken kan worden?
Winy Schalke zegt
Beste Dik, ik heb (jaren geleden) Portugese les gevolgd aan de Volksuniversiteit (in Utrecht). Informeer eens bij een volksuniversiteit in je buurt. Of misschien woont er een Portugees bij je in de buurt die je les wil geven. Succes!
Daniela Ferreira Mota zegt
ik ben een Portugese, mijn beide ouders zijn Portugezen, ik ben geboren in Nederland. Portugees is dus mijn moedertaal, ik geef Portugese les aan volwassenen en kinderen, live bij mij thuis of op afstand via teams. Ik kan u wellicht helpen. Neemt u contact met mij via telefoonnummer 06-27522328
Ha Veenstra zegt
Dag, leuk om te lezen, pas begomnen met Portugees, er is iets waar ik niet uitkom nl, de jij vorm. Wanneer schrijf je ,tu escreves um livro en wanneer , escreves um livro, hartelijke groet, Harmen.
Janwillem van der Ent zegt
Beste Harmen,
Je vraagt wanneer je nu ‘escreves um livro’ en wanneer ‘tu escreves um livro’ gebruikt. Beide zijn mogelijk, afhankelijk van de context.
In het algemeen wordt het persoonlijk voornaamwoord in het Portugees weggelaten, aan de werkwoordsvorm kun je zien om welke ‘persoon’ het gaat.
falo (ik spreek)
falas (je spreekt)
fala (u, hij, zij spreekt)
falamos (we spreken)
falam (ze spreken)
Het persoonlijk voornaamwoord wordt gebruikt om nadruk te geven, waar we in het Nederlands vaak jij ipv ‘je’, wij ipv ‘we’ en zij ipv ‘ze’ gebruiken. Voorbeelden:
Spreek je Portugees? > Falas português?
Zij spreekt geen Portugees, maar spreek jij Portugees? > Ela não fala português, mas tu falas português?
Overigens wordt steeds vaker ipv tu de vorm você gebruikt, die ook ‘jullie’ betekent; mét nadruk wordt het dan: você fala português?
Zie wat taalkundige Fernando Venâncio hierover zegt in het interview ‘De geboorte van het Portugees. Het verhaal van een taal’, bij de laatste vraag (‘Zie ik het goed dat dit você terrein wint in Portugal ten koste van o senhor/a senhora?’).
Maja Kersten zegt
Janwillem, ik corrigeer even:
Você betekent ʼu’ en NIET ‘jullie’ (você fala = u spreekt).
Vocês betekent ‘jullie’ en daar hoort uiteraard een meervoudsvorm van het werkwoord bij (vocês falam).
Groeten, Maja
Janwillem van der Ent zegt
Dank voor je correctie, Maja! Ik ging even te kort door de bocht of vloog er juist uit …
Overigens noemt Fernando Venâncio você : ‘een ongelukkige vorm. Het is een tussenvorm die, zonder de familiariteit van tu te hebben, toch minder afstandelijk is dan o senhor/a sehora.’ (De geboorte van het Portugees. Het verhaal van een taal.)
Maja Kersten zegt
Ik gebruik ‘você’ dan ook nooit. En ik hoor het ook niet vaak gebruikt worden.
In mijn omgeving noem je je gesprekspartner bij de voornaam, gevolgd door de derde persoon enkelvoud van het werkwoord. Niet alleen kennissen en buren gebruiken deze aanspreekvorm, maar ook instanties. Zo voel je je aangesproken en spreek je mensen aan op een persoonlijke manier zonder te jijen en jouen.
“A Estela concorda comigo?” (Is Stella het met mij eens?)
‘O senhor/a senhora’ gebruik je als je de ander niet van naam kent, bijvoorbeeld degeen bij wie je iets koopt in een winkel of op de markt.
“A senhora tem este modelo num tamanho maior?” (Heeft mevrouw dit model in een grotere maat?)
‘Tu’ is voor mensen die dicht bij je staan, je partner, familie of vrienden.
Henk Eggens zegt
Er valt nog veel meer te zeggen over aanspreekvormen.
Ik leef samen met een Braziliaanse. Het você is voor haar een normale manier om mij aan te spreken. Ze is afkomstig uit de Amazone. Daardoor zegt ze soms ook tu tegen me (regionale variant), maar dan wel met de derde persoon enkelvoud in het werkwoord (bijvoorbeeld: tu fala).
Verder: Hier in het dorp is het gebruikelijk om mensen met een academische achtergrond aan te spreken met Senhor Doutor en Senhora Doutora. Wie kwalificeren voor deze ‘eer’? Medici, advocaten, apothekers, ingenieurs en meer. Ik hoorde ooit ‘Bom dia, Senhor Doutor Engenheiro‘.
Het toppunt van overdreven beleefdheid voor mij was toen ik in de zeventiger jaren in een ziekenhuis in het socialistische Angola werkte. De verplegers, opgeleid in de koloniale tijd, maar bewust van de nieuwe socialistische werkelijkheid, noemden me Camarada Senhor Doutor. Ik kon mijn lachen nauwelijks bedwingen.