‘Rua rua’, schreeuwde Zé Pedro en uit zijn gebaren begreep ik: hij zette me op straat. Ik had zojuist geweigerd zijn boterham te smeren, omdat hij dat immers best zelf kon doen. Oké, zijn been zat in het gips en hij lag nu eens niet vrijwillig maar noodgedwongen op zijn bed, maar met zijn handen was niets mis.
Hij gaf te kennen dat hij honger had en ik haalde brood tevoorschijn, een pakje boter, zijn lievelingsworst en zijn lievelingskaas. Een mes erbij en asjeblieft. ‘Wil je ook wat drinken?’ Ziedend, nee vernietigend, keek hij me aan en met een armzwaai, weg met die troep, draaide hij zijn gezicht naar de muur. ‘Een boterham’, hoorde ik hem brommen en ik greep nog net het mes beet dat al balanceerde op de rand van het bed.
‘Kom op zeg, je kunt toch best zelf een boterham maken.’
‘Rua, rua!’, dus.
Enigszins bedrukt stapte ik aan de overkant van de straat café O Pescador binnen en klaagde mijn nood: waar moest ik nu gaan wonen? We zaten immers midden in het vakantieseizoen en half Lissabon leek in ‘ons’ dorp zijn intrek te hebben genomen. Waar had ik dat ook alweer gehoord: duizend bewoners in de winter, dertigduizend in de zomer…
‘Waarom ga je niet naar de monte?’ zei Natércia, de moederlijke kastelein, en toen ik niet begrijpend rondkeek, verklaarde men dat Natércia een landgoed bezat, gelegen aan de zeeweg, een paar honderd meter buiten het dorp. ‘Ze zegt dat je daar mag gaan staan met je busje’, lichtte men toe.
Oh. Echt?
‘Ik breng je wel even, waar staat je busje?’ Dat was Manuel, zoals altijd in voor een klusje.
Een kwartiertje later reden we vanaf de zeeweg een zandpad in. ‘Proibida a entrada’ (verboden toegang) was nog nauwelijks leesbaar op een verregend plankje dat scheef hing op een verroeste paal. Landgoed… hm.
We reden door een haag van arcacia’s en verderop staken de hoge toppen van oude pijnbomen af tegen de strakblauwe lucht. ‘O pinhal’ zei Manuel, het pijnbos.
Rechts schemerde een wit gebouwtje door het groen: ‘Dat is het huis van Natércia’, wees Manuel en ‘nee ze woont er niet, ze woont boven het café. Dit is het ouderlijk huis van Henrique, haar man. Chica, haar schoonmoeder dus, woont er nog, maar niet in dit huis. Kijk daarachter, daar woont ze’. Dit althans moet hij gezegd hebben, want ik luisterde slechts met een half oor, een oor bovendien dat nog nauwelijks Portugees verstond. Zijn wijsvinger ondertussen kon ik volgen en temidden van een zongeblakerd veld stond een langwerpig, laag gebouw: ‘O monte’, zei Manuel.
Oké. Later zou ik opzoeken wat precies een ‘monte’ is, nu had ik andere zorgen.
Daarginds, aan de rand van het bos, is daar misschien een plekje voor mijn bus? Stapvoets volgden we het zandpad en ik gluurde om me heen. ‘Hier’ zei Manuel en hij gooide de deur al open. Als je nou zó en dan zó, je busje draaien en achteruit erin steken, gebaarde hij en gehoorzaam deed ik wat hij zei. Het resultaat was verbluffend: met het bos in de rug en een dennentak vol enorme dennenappels boven me, keek ik uit op ‘o monte’, zo’n honderd meter verderop. In de verte klonk de zee.
Manuel was al aan het regelen geslagen: met zijn voeten veegde hij de grond vóór de schuifdeur van mijn bus schoon en schoof de verzamelde takken en dennenappels bij elkaar. Een tafel, beeldde hij uit, je hebt een tafel nodig en … wacht. Weg was hij en in een wip kwam hij terug met twee plastic stoelen, waar het weer inzat en plantte die op mijn nieuwe ‘veranda’. We gingen zitten en rookten een sigaret.
Beduusd keek ik om me heen: waar was ik terechtgekomen?
Ik zou jaren de tijd krijgen om dat te ontdekken.
Met de daadkrachtige hulp en vriendschap van Manuel.
Wordt vervolgd
Josephine zegt
Tjee Ellen , daar nam jouw verblijf wel een heel andere wending! Ik ben heel nieuwsgierig waar “ o monte” ergens lag? Ligt het soms aan de weg van Zambujeira do Mar noordwaarts naar het haventje? En cafe o pescador ligt er ook nog , op de hoek van rua da Padaria geloof ik. Een stukje verder ligt de bakker toch… en de relatie met Pedro is niet meer goed gekomen?
Ellen zegt
Helemaal goed Josephine, je hebt me getraceerd! En Zé Pedro, er is nog heel wat over te vertellen…
Wie weet… 😉
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Dit stukje was veel te kort! Niet zo plagen!