In deze vierde bijdrage over zijn favoriete plekken in Lissabon schrijft Jule Hinrichs voor Portugal Portal over een gebakszaak en koffiehuis in de wijk Belém, Pastéis de Belém. Het is een zeer populaire zaak, omdat het tussen de vele monumenten in Belém een fijne plek is om tussendoor even iets te eten en te drinken, maar ook omdat het zo’n karakteristiek echt Portugees etablissement is.
Jule Hinrichs schreef eerder voor Portugal Portal over A Ginjinha, de Miradouro da Nossa Senhora do Monte en de wijk Alfama. Eerder was aangekondigd dat deze serie uit vier bijdragen zou bestaan, er volgt echter nog een vijfde.
Winkels, cafés en restaurants uit vervlogen tijden behoren tot de attracties van Lissabon. Zo nu en dan verdwijnt er weer een fraaie oude winkel of etablissement uit het straatbeeld, dan gaat er soms wat moois verloren. Toch heeft de Portugese hoofdstad nog steeds veel ‘lojas históricas’, oude zaken. De gemeente heeft inmiddels in de gaten dat ze iets extra toevoegen aan de stad, van culturele en toeristische waarde zijn en stimuleert daarom het behoud ervan. Er is een programma opgezet om de oude zaken onder de aandacht te brengen, populair te maken, waardoor ze ook makkelijker overleven.
‘A Ginjinha’ uit de eerste aflevering in deze serie behoort tot de karakteristieke oude zaken, geopend in 1840, en loopt zo goed dat het bestaan ervan niet bedreigd is. In Belém geldt hetzelfde voor Pastéis de Belém, uit 1837. Dat is een bijzondere gebakwinkel annex thee- en koffiehuis in de wijk Belém, aan de Taag, zo’n vijf kilometer ten zuiden van het stadscentrum van Lissabon. Ik zal niet vanwege dit etablissement naar Belém gaan, maar als ik er toch ben is er geen enkele twijfel mogelijk en ga ik zeker naar Pastéis de Belém.
Monumenten en musea
Belém heeft de hoogste concentratie van belangwekkende monumenten en musea van Lissabon, moderne en oude. Ze zitten er naast elkaar en je komt er makkelijk. Ik neem altijd bij Cais do Sodré het treintje dat langs de Taag richting de plaatsen Estoril en Cascais gaat en stap dan na een minuut of tien uit bij de halte Belém.
Het is in Belém altijd druk met toeristen. Het Jerónimosklooster en de Belémtoren behoren tot de topattracties van Portugal en staan op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Beide gebouwen stammen uit de bloeitijd van Lissabon, het begin van de zestiende eeuw, toen de Portugezen goud geld verdienden dankzij de expedities naar Azië en koning Manuel zich peperdure projecten kon veroorloven. Het zijn de pareltjes van de – naar de koning – Manuelinestijl en iedere keer als ik in Belém ben, probeer ik de vele, verfijnde details van deze bouwstijl in me op te nemen.
Van veel recenter datum is het prachtige monument voor de ontdekkingsreizen, aan de Taag, in de vorm van een scheepssteven met de beeltenissen van de helden uit de tijd van de ontdekkingsreizen. En dan zijn er nog drie musea. Het koetsmuseum, gevestigd in zowel zijn oude behuizing als in een nieuw gebouw, het omvangrijke en architectonisch bijzondere culturele centrum uit de jaren negentig van de vorige eeuw en sinds twee jaar direct aan de Taag het nieuwe techniekmuseum.
Tussen al dat culturele geweld zit vlak naast het Jerónimosklooster tussen een rijtje huizen de blauw geschilderde gevel van Pastéis de Belém. Het zou me niets verbazen als van alle Portugese en buitenlandse bezoekers aan Belém het merendeel ook hier langsgaat en ik denk volkomen terecht.
Op de stoep van de gebakwinkel annex koffiehuis staan de bezoekers soms al te dringen. Binnen is een fraai en licht ingerichte winkel. De Portugese bezoekers komen vaak niet verder dan de winkel. Ze kopen een doosje met Pastéis de Belem. Zo’n pastel – pastéis is het meervoud – is een gebakje met pudding in bladerdeeg. In heel Portugal zijn de pastéis te koop en dan doorgaans onder de naam ‘Pastéis de Nata’. Of een Pastel de Belém volgens een ander recept wordt gemaakt dan een Pastel de Nata weet ik niet. Ik heb het verschil nooit kunnen ontdekken. De winkel stelt op zijn website dat de ‘originele’ Pastéis de Belém worden gemaakt naar een oud recept uit het Jerónimosklooster.
Dit soort overwegingen zal de bezoekers niet storen. De Portugezen die niet verder dan de winkel komen, verlaten de zaak met in hun hand een doos pastéis in een zakje met goed zichtbaar de naam van de zaak. Reclame voor de zaak en prestige voor de klant. De meeste toeristen lopen verder naar achteren en verbazen zich hoe ver de zaak doorloopt, met verschillende zalen met allemaal tafeltjes om iets te nuttigen. Er is plek voor vierhonderd bezoekers. Een deel van de keuken is zichtbaar en daardoor iets van het productieproces van de pastéis.
Deze zaak is zo populair dat ik in de achterste en grootste zaal al eens het van vliegvelden bekende lint zag, waarachter in een rij gewacht moet worden tot, in dit geval, er een tafeltje vrijkomt. Ik geef toe: als het zo ver komt, is het niet leuk meer. Tot nu toe kon ikzelf steeds meteen gaan zitten, iets te drinken bestellen met uiteraard een Pastel de Belém. Ik zit er altijd met veel plezier. Dit is een commerciële tent, absoluut, maar de sfeer is onmiskenbaar Portugees gebleven, door de aankleding van de zaak, de vele tegels aan de muren en uiteraard door de pastéis.
Klik hier om meer te lezen over Lissabon.
Geef een reactie