Er was een feestprogramma voorbereid om in 2020 te vieren dat Tavira 500 jaar eerder, op 16 maart 1520, stadsrechten kreeg. Helaas gooide de coronapandemie roet in het eten. Overal in de stad wapperen vlaggetjes om te herinneren aan dit heugelijke feit, maar van een viering kon geen sprake zijn.
Gelukkig heb ik inmiddels wel de tentoonstelling ‘A Principal do Reino do Algarve – Tavira nos séculos XV e XVI’ kunnen bezoeken in het gemeentelijk museum. Deze tentoonstelling geeft een beeld van de politieke, sociale, economische en culturele situatie die koning Manuel I ertoe bracht Tavira stadsrechten te verlenen.
De rivier met twee namen
Aan de oevers van de rivier, vlakbij de monding ervan en bij een Romeinse brug, ontstond bewoning door mensen die leefden van visvangst en handel. Tijdens de Arabische overheersing (8e t/m 13e eeuw) bouwden de Moren op die plek een kasteel, waardoor het plaatsje al enige importantie kreeg. In de elfde eeuw wordt er voor het eerst een naam in een document genoemd: Tabira, ook geschreven als Tabila of Tavilla.
De rivier waaraan Tavira gelegen is, ontspringt in de Serra do Caldeirão en mondt uit in de Atlantische Oceaan. De rivier is niet lang, slechts 56 kilometer, maar heeft twee namen. Vanaf de bron tot aan de Romeinse brug, heet hij Rio Séqua. Daarna verandert zijn naam in Rio Gilão. Hoe dit komt, verklaart de volgende legende:
De dochter van een Moorse vorst, prinses Séqua en de christenridder Gilão werden hartstochtelijk op elkaar verliefd. Zij spraken dagelijks af op de brug in Tavira bij het krieken van de dag. Op een ochtend werden zij betrapt en ingesloten door de christenen aan de ene en de Moren aan de andere zijde. De geliefden, wetende dat hun liefde nooit zou worden geaccepteerd, zagen geen andere uitweg dan van de brug te springen, elk aan een andere kant, hun dood tegemoet. De rivier draagt sindsdien vanaf de brug stroomopwaarts haar naam en stroomafwaarts zijn naam.
Glorietijd
Tavira groeide uit tot een belangrijke haven. De voornaamste economische activiteiten waren visserij en handel. Men viste aanvankelijk op walvis, later op tonijn. Er was handel met andere Europese steden, vooral Brugge. Zout, vis, wijn en (gedroogd) fruit waren de exportproducten. Graan, lakense stoffen, boter, paarden en tin werden geïmporteerd.
Eind 14e eeuw was Tavira de belangrijkste haven van het koninkrijk Algarve. En dat belang nam in de 15e eeuw alleen maar toe door de Portugese veroveringen in Noord-Afrika. Tavira had een uitermate gunstige ligging ten opzichte van Noord-Afrika en kon daardoor bijdragen aan de verdediging en het onderhoud van de Portugese bezittingen.
De stad groeide in bevolkingsaantal en politieke invloed. In 1527 was Tavira dichter bevolkt dan Lagos, Faro, Loulé of Silves. Alleen Lissabon, Porto, Santarém en Elvas waren groter. De belangrijkste industrie was de wapenindustrie. Er waren ongeveer tien werkplaatsen waar men wapens, wapenrusting, lansen en geweren maakte en repareerde ten behoeve van de troepen die in Afrika gestationeerd waren.
Stadsrechten
Als eerste in de Algarve, kreeg Tavira stadsrechten op 15 maart 1520. De stad was toen op het hoogtepunt van haar roem en rijkdom.
Acht Portugese vorsten bezochten de stad gedurende haar roemrijke jaren. In 1303 Dinis die het belang van de haven inzag, belasting inde op de tonijnvisserij en opdracht gaf de kasteelmuren te versterken en in 1359 Pedro I. In de eeuwen daarna achtereenvolgens João I, Duarte I, Afonso V, João II, Manuel I, Sebastião I. De Algarve was een afgelegen en moeilijk bereikbaar deel van Portugal en lag ver van het machtscentrum, dus al dat koninklijk bezoek zegt iets over het belang van deze havenplaats.
D. João II verbleef in de zomer van 1489 met zijn hele hofhouding drie maanden in Tavira. De koning kon zijn Noord-Afrikaanse zaken makkelijker van hieruit regelen.
Toen de Moren in 1508 Arzila (Marokko) belegerden, werd de verdediging in Tavira voorbereid. Een groot deel van de troepenmacht die men stuurde, was afkomstig uit Tavira. Als dank liet D. Manuel I het Bernardoklooster bouwen, waar de troepen gelegerd konden worden.
De handel en scheepvaart kregen koninklijke privileges. In Tavira hoefde bijvoorbeeld geen belasting te worden betaald op alles wat nodig was om schepen voor de staat uit te rusten.
Kerken, kapellen, kloosters en voorname huizen
Welgestelde families woonden in Tavira, handelaren, zeevaarders en ontdekkingsreizigers. Zij lieten kerken, kapellen en kloosters bouwen en trokken daarvoor beroemde bouwmeesters aan, als André Pilarte en kunstenaars als Pedro de Campaña, een Vlaamse schilder die in Sevilla werkte.
De huizen van de beter gesitueerden kregen opvallende daken die het centrum van Tavira vandaag de dag nog een bijzonder aanzien geven. Deze telhados de tesouro zijn geïnspireerd op daken die men in Azië had gezien. Ze hebben vier glooiende zijden. Elk dak bedekt één vertrek, dus aan de buitenkant van het huis kun je het aantal vertrekken aflezen aan het aantal daken. Ze zorgen voor een prettig binnenklimaat, omdat de warmte zich bovenin het dak verzamelt, waardoor het in de rest van het huis koeler blijft.
Verval
Aan het eind van de 16e eeuw waren de gloriejaren voorbij. Portugal raakte zijn Noord-Afrikaanse bezittingen kwijt aan Spanje. De rivier Gilão verzandde, waardoor het belang van Tavira’s haven afnam. Opeenvolgende pestepidemieën in 1580, 1599 en 1645, waarvan sommige twee tot drie jaar duurden, decimeerden de bevolking. Aardbevingen en zelfs een sprinkhanenplaag, niets bleef de stad bespaard.
De tonijnvangst en de daaraan gerelateerde conservenindustrie bleef een bron van inkomsten tot de jaren ’70 van de 20e eeuw. Daarna kwam de toeristenindustrie op gang en die redde Tavira van de vergetelheid. De charme van haar historische binnenstad, de prachtige stranden, de ligging aan het natuurgebied Ria Formosa, dat alles maakt dat Tavira een bezoek meer dan waard is. De enige industrie die overbleef, is de zoutwinning.
Heraldiek
De Ponte Romana is zo beeldbepalend voor Tavira dat hij in het stadswapen staat afgebeeld. Dat laat een brug met zeven bogen zien, twee torens, een driemaster, een Moorse en een christelijke heerser. Het huidige wapen werd in 1933 ontworpen.
Tot slot
‘Quem ûa vez morou em Tavira,
ref. popular séc. XVI
Sempre por ela suspira.’
(Wie eenmaal woonde in Tavira, blijft voor altijd naar haar verlangen.)
Dit volksrijmpje uit de 16e eeuw kwam ik tegen in een onlangs geopende expositie van kerkelijke kunstschatten “Assim na terra como no céu” in de Igreja de Santa Maria do Castelo. Als inwoner van de stad kan ik deze uitspraak natuurlijk alleen maar beamen.
De tentoonstelling over Tavira is nog tot eind december te zien in Museu Municipal de Tavira – Palácio da Galeria van dinsdag tot en met zaterdag 9.30-14.30 uur.
André van de Ven zegt
Hartelijk dank voor de mooie en interessante artikelen in Portugal Portal.